emc 2 week 11 feiten, meningen en argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Programma

Lezen: feiten, meningen en argumenten

 Lezen

Feiten, meningen en argumenten

Leerdoelen van deze les over hoofdstuk 4

                                                         

Doel
Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen. En je kunt argumenten gebruiken om een standpunt te onderbouwen.

Waarom leer je dit?

1. Je begrijpt een tekst beter.
2. Je kunt beter je eigen mening formuleren.
3. Je kunt gemakkelijker beoordelen of informatie betrouwbaar is. 
   

  

Voorkennis activeren

Laten we beginnen met kijken wat jullie al van dit onderwerp weten. In de volgende slides zie je telkens een woordenweb. Geef in elk woordenweb minimaal 5 voorbeelden van wat er gevraagd wordt. Meer mag ook!

Noem 1 mening.

Noem 1 feit.

Geef 1 argument voor een standpunt.

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 

– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.

Argumenten

Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers: 

– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Meningen en standpunten

Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Theorie blz. 90

Op de vorige slide zie je de theorie staan zoals op blz. 90 uit je boek. Heb je begrepen wat er staat? ALs je twijfelt, lees de theorie dan nog een keer. 

Heb je het begrepen? Laten we kijken of je de theorie ook meteen kan toepassen. Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Lees tekst 1 op blz. 103

Beantwoord vervolgens de vragen op de volgende slides in deze LessonUp

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

Noteer een argument uit alinea 6.

Noteer een mening uit alinea 6.

Ten eerste zijn de hoofdrolspelers geweldig gekozen. Wat is het argument bij deze mening?

Welke mening herken je in alinea 2?

Aan welk signaalwoord herken je het argument uit alinea 6?

Wat is een feit?

1. een feit is altijd waar
2. een feit is altijd onwaar
3. een feit is waar of onwaar en je kunt het controleren
4. een feit is waar of onwaar, maar je kunt het niet controleren

Wat is een mening of standpunt?

1. iets wat je goed vindt, je bent het ermee eens
2. iets wat je vindt, je kunt het eens of oneens zijn
3. iets wat je niet goed vindt, je bent het er niet mee eens
4. iets wat waar is, je kunt het controleren

Wat geef je aan in een argument?

1. waarom je het met iets eens bent
2. hoe je iets kunt controleren
3. waarom je iets vindt
4. waarom je het met iets oneens bent

Welke tekst is het meest betrouwbaar? Een tekst met:

1. Feiten en meningen van deskundigen
2. Alleen feiten.
3. Feiten en persoonlijke meningen van betrokkenen.
4. Veel verschillende meningen.

Wat is in de volgende zin het argument?

Ik heb een hekel aan de zomer, omdat het dan te heet is.

Wat is in de volgende zin het standpunt?

Omdat mijn vader altijd zo lekker kookt, vind ik Pasen echt een leuke feestdag.

Feit of mening?

Ajax is altijd de beste club van Nederland.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

In Amsterdam wonen meer mensen dan in Amstelveen.

1. Feit
2. Mening

Dit is het einde van de lessen van deze week. Hoe vond je deze manier van online les voor het vak Nederlands? Geef een tip en top over de les of LessonUp. Hier kun je daarnaast aangeven welke dingen je nog niet snapt of waar je nog uitleg over wilt hebben. Tijdens de online les van donderdag kunnen we de theorie en antwoorden bespreken.

Aan de slag!

Maak oefening 2 vanaf blz. 103.