HA2: Kapitel 3: het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord
( met of zonder -e? )
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoord
( met of zonder -e? )

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Je weet wat het bezittelijk voornaamwoord is en kunt deze in een zin toepassen


Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn en welk lidwoord daarbij past


Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 3 - Tekstslide

Mannelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quizvraag

Vrouwelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

Onzijdige woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 6 - Quizvraag

Der, die oder das?

Tante
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Der, die oder das?

Haus
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Der, die oder das?

Schwester
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Der, die oder das?

Freunde
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Der, die oder das?

Ei
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Der, die oder das?

Eis
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Der, die oder das?

Nudeln
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Der, die oder das?

Hengst
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Der, die oder das?

Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.


De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis


Ze geven dus een bezit aan


Slide 17 - Tekstslide

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Duits?

mijn- mein    

jouw- dein  

haar- ihr   

zijn - sein  

zijn- sein   

 ons/onze - unser

jullie-euer       

hun - ihr        

uw - Ihr


Slide 18 - Tekstslide

Mannelijk (der) en onzijdig (das)

mijn- mein    

jouw- dein  

haar- ihr   

zijn - sein  

zijn- sein   

 ons/onze - unser

jullie-euer       

hun - ihr        

uw - Ihr

Slide 19 - Tekstslide

vrouwelijk (die) en meervoud (die)

mijn- meine    

jouw- deine  

haar- ihre   

zijn - seine  

zijn- seine   

 ons/onze - unsere

jullie-euere (eure)       

hun - ihre        

uw - Ihre

Slide 20 - Tekstslide

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule


Je schrijft niet !!!!

Das ist eine meine Schule

Slide 21 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 22 - Tekstslide

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 23 - Quizvraag

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 24 - Quizvraag

Das sind..................(onze) Eltern (mv).
A
deine
B
dein
C
unser
D
unsere

Slide 25 - Quizvraag

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 26 - Quizvraag

................(onze) Klassenlehrer heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Unsere

Slide 27 - Quizvraag

Maaike ist ..............(haar) Freundin.
A
euer
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 28 - Quizvraag

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Ihre
D
Deine

Slide 29 - Quizvraag

Das ist ........................ (mijn)Geburtstagsgeschenk (o)
A
meine
B
seine
C
mein
D
sein

Slide 30 - Quizvraag

Doel gehaald!
Yes! Ik ken de bezittelijke voornaamwoorden :)

Slide 31 - Tekstslide