De Grondwet van 1848

De Grondwet van 1848
Tijd van Burgers en Stoommachines
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De Grondwet van 1848
Tijd van Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling H1
Welke begrippen horen bij huisnijverheid en welke begrippen horen bij fabrieksarbeid?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
  • Kun je de belangrijkste politieke stromingen benoemen en herkennen.
  • Kun je de belangrijke punten uit de grondwet van 1848 benoemen en uitleggen. 
  • Kun je uitleggen waarom Nederland na 1848 nog geen echte democratie was.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Inhoud
In deze paragraaf staat de politieke geschiedenis van Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw centraal. Voortbordurend op en onder invloed van de verlichtingsideeën, de impact van de Franse revolutie en de industriële revolutie, ontstonden er twee nieuwe politieke stromingen: het liberalisme en het conservatisme. 
Een tweede aspect dat in deze paragraaf aan de orde komt, zijn de staatsrechtelijke veranderingen in Nederland. In plaats van een republiek werd Nederland een constitutionele monarchie. In het begin lag het primaat nog bij koning Willem I. De speelruimte van de nieuwe vorst was enigszins beperkt door de grondwet. Koning Willem I heeft uit alle macht geprobeerd de hem geboden (politieke en economische) ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. Mede door de afscheiding van België droeg hij na een regeerperiode van ruim een kwarteeuw teleurgesteld de macht over aan zijn zoon. Deze zag zich in 1848, mede onder druk van gebeurtenissen in het buitenland, genoodzaakt gehoor te geven aan de roep om een grondwetswijziging. Hierin werd de basis gelegd voor een echte parlementaire democratie in Nederland. In het begin was het voor iedereen nog wennen, maar na verloop van tijd nam het animo voor de democratisering van de samenleving toe.

Slide 9 - Tekstslide

-  Verbind de uitspraken aan de juiste politieke stromingen
SOCIALISME
LIBERALISME
CONFESSIONALISME
FEMINISME
NATIONALISME
Wij willen betere werkomstandigheden!
Wij willen gelijke rechten als mannen!
Nederland is het beste land op aarde!
Wij willen geen verandering en de bijbel als leidraad! 
Wij willen zo weinig mogelijk bemoeienis van kerk en staat!

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Liberalen
Conservatieven
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met mijn bedrijf."
"Het koningshuis moet blijven, omdat dit bij Nederland hoort.
"In het parlement moeten vooral veel mensen van adel zitten, want dit is hoe het altijd is geweest."
"Ik wil dat niet alleen mensen van adel kiesrecht hebben, maar ook anderen."

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Video

Wie is deze man?
A
Koning Willem I
B
Koning Willem II
C
Johan Rudolf Thorbecke
D
Johannes van den Bosch

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer besloot Willem II om een nieuwe grondwet te laten schrijven?
A
1798
B
1848
C
1898
D
1917

Slide 16 - Quizvraag

1848
  • Aardappeloogst mislukt en revoluties breken uit in West-Europa! 
  • Willem II laat Johan Rudolf Thorbecke de grondwet aanpassen in 1848.
  • Begin van het parlementaire stelsel in Nederland. 

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdkenmerken

Slide 18 - Tekstslide

1. Volksinvloed 
  • De volksinvloed werd groter door rechtstreekse verkiezingen + door mogelijkheid ontbinden 1e en 2e kamer. 

Slide 19 - Tekstslide

2. Macht volksvertegenwoordiging
  • De macht van de volksvertegenwoordiging (parlement) werd groter. 
  • De macht van de koning en regering werd kleiner.

Slide 20 - Tekstslide

Verdere uitwerking
  • De hoofdpunten werden verder uitgewerkt.
  • De volgende punten worden gezien als de fundamenten van onze huidige staatsinrichting, 

Slide 21 - Tekstslide

1. Ministeriële verantwoordelijkheid
  • De ministers zijn nu verantwoordelijk voor het beleid en moeten verantwoording afleggen aan het parlement.
  • De koning is onschendbaar. 

Slide 22 - Tekstslide

2. Verkiezingen
  • De leden van de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraad worden via rechtstreekse verkiezingen gekozen.   

Slide 23 - Tekstslide

3. Eerste Kamer
  • De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de provinciale staten.

Slide 24 - Tekstslide

4. Rechten
  • Eerste EN Tweede Kamer: Recht van interpellatie = debat waarin minister tot verantwoording wordt geroepen voor besluit/uitspraak.
  • Tweede Kamer alleen:
1. Recht van amendement: mogen wijzigen van wetsvoorstellen.
2. Recht van enquête: Instellen van onderzoek buiten de regering om, waarbij mensen onder ede gehoord kunnen worden.

Slide 25 - Tekstslide

5. Begroting
  • Elk jaar wordt een begroting vastgesteld.  

Slide 26 - Tekstslide

6. Grondrechten
  • De bevolking heeft een aantal grondrechten.
  • Bijv. vrijheid van vereniging 

Slide 27 - Tekstslide

In                   gaf koning                   opdracht voor een nieuwe grondwet.                     
                   
                   schreef in die grondwet dat                   de wetten eerst moest goedkeuren. Het parlement werd gekozen door
1815
1848
Willem I
Willem II
de Koning
het parlement
de ministers
het volk
Thorbecke

Slide 28 - Sleepvraag

Noem de twee belangrijkste verandering uit de grondwet van 1848

Slide 29 - Open vraag

Democratie?
  • Nederland is nog niet helemaal democratisch.
  • 1. Censuskiesrecht: niet iedereen mocht stemmen.
  • 2. Districtenstelsel: Geen politieke partijen. 
  • 3. Willem III: De koning lag dwars. 

Slide 30 - Tekstslide

Willem III
  • Willem III bleef de Tweede Kamer ontbinden als het hem niet beviel. 
  • Pas in 1868 accepteerde hij de Tweede Kamer als hoogste baas. 
  • 1868: Gebruikelijk dat bij een onoverbrugbaar conflict tussen het parlement en kabinet, de ministers hun ontslag aanbieden.

Slide 31 - Tekstslide

Welke belangrijke punten uit de grondwet van 1848 kun je noemen?

Slide 32 - Open vraag

Waarom was Nederland na 1848 nog niet echt democratisch?

Slide 33 - Open vraag

Huiswerk
Maken van 2.1: opdracht 2, 5, 6, 9, 10, 12, 14

Slide 34 - Tekstslide