Les op dinsdag 9 februari Poëzie

Huiswerk vandaag:
Bestudeer van de begrippenlijst: Blz. 23 t/m 25
Bestudeer: blz. 56 t/m 67
Maak: blz. 58, vraag 13
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk vandaag:
Bestudeer van de begrippenlijst: Blz. 23 t/m 25
Bestudeer: blz. 56 t/m 67
Maak: blz. 58, vraag 13

Slide 1 - Tekstslide

Op dit moment nog vragen?

Slide 2 - Open vraag

Blz. 58, vraag 13:
Zie de Begrippenlijst:
Er is rijm naar KLANK:
Volrijm
Halfrijm:
                     - Klinkerrijm of assonantie
                     - Medeklinkerrijm
                     - Alliteratie

Slide 3 - Tekstslide

Er is ook rijm naar PLAATS:
Eindrijm:                                                                          loop

                                                                                              koop
Middenrijm:                    loop
                                              koop
Binnenrijm                       loop                 koop
Overlooprijm                                                                 loop
                              koop







Slide 4 - Tekstslide

Blz. 58, tekst 2, zoek op:
Regel 3 en 4: volrijm: 
Regel 1: klinkerrijm (halfrijm): 
Regel 3 en 4: klinkerrijm:
Regel 7: alliteratie: 
Regel 9: klinkerrijm: 
Regel 10: alliteratie: 
Regel 11: alliteratie: 

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden:
Regel 3 en 4: volrijm: vaag........Den Haag
Regel 1: klinkerrijm (halfrijm):  vandaag....vraagt
Regel 3 en 4: klinkerrijm: vandaag....vaag....Den Haag
Regel 7: alliteratie: ver....van
Regel 9: klinkerrijm: bestek en her en der
Regel 10: alliteratie: zij zoekt
Regel 11: alliteratie: haar herkomst......haar

Slide 6 - Tekstslide

Welke dichtvormen ken je nu zoal?

Slide 7 - Woordweb

Welke dichtsoorten naar de vorm ken je nu zoal?
Haiku
Puntdicht
Kwatrijn
Limerick
Sonnet

Slide 8 - Tekstslide

Limerick:
Een doedelzakspeler in Glasgow 
die zei op een dag " wat is dat nou ? 
mijn kilt die is zoek 
en ik heb ook geen broek 
nu speel ik straks bloot in de vrieskou

Slide 9 - Tekstslide

Meestal ziet een sonnet er zo uit:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 10 - Tekstslide

De wending van dit sonnet zit tussen:
A
het 1e en 2e kwatrijn
B
het 2e kwatrijn en het 1e terzet
C
het 1e en het 2e terzet

Slide 11 - Quizvraag

Een sonnet kan er ook zo uitzien:
kwatrijn
kwatrijn
kwatrijn
distichon

Slide 12 - Tekstslide

Noemen we dit laatste sonnet een Italiaans of een Engels sonnet?
A
Italiaans sonnet
B
Engels sonnet

Slide 13 - Quizvraag

Benoem de strofebouw van het volgende gedicht en geef het rijmschema:

Slide 14 - Tekstslide

Mijn trein gaat ogenschijnlijk rijden,
want spoorwagon na spoorwagon
links op een parallel perron
zie ik langs mijn coupéruit glijden.

Maar dan verbreedt de horizon
en blijkt dat ik mij liet misleiden:
De trein is weg ter linkerzijde
en ik sta nog op het station.


Zo worden wij wel meer bedrogen:
Wij zijn op reis, zo menen wij
en maken voortgang zienderogen,

doch richten wij de blik opzij
dan staan wij stil en onbewogen.
Het leven gaat aan ons voorbij.

Slide 15 - Tekstslide

Strofebouw:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 16 - Tekstslide

Rijmschema: (let op de eindklanken)
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 17 - Tekstslide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 18 - Tekstslide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba   = omarmend rijm
Strofe 2: baab   = omarmend rijm
Strofe 3: cdc      = gekruist
Strofe 4: dcd      = gekruist

Slide 19 - Tekstslide

Ga nu blz. 65, Tekst 4:
Welke twee Stijlfiguren zie je?

Slide 20 - Tekstslide

Stijlfiguren:
Herhaling: 'Ik heb je lief'  // 'Nee'
Antithese: Ja/Nee
Climax en anticlimax

Slide 21 - Tekstslide

Een haiku bestaat uit .....dichtregels
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 22 - Quizvraag

Het rijmschema van een limerick is meestal
A
ababa
B
aabbb
C
aabaa
D
aabba

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande dichtvorm?

Toen scheidde ons het Leven.
Thans scheidt ons de Dood.
Gij rust. Ik word gedreven.
Langs wroeging, vreugde en nood.

A
een distichon
B
een haiku
C
een limerick
D
een kwatrijn

Slide 24 - Quizvraag

Bij de volgende woorden:
bewegen leven
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 25 - Quizvraag

Bij de volgende woorden:
vergulde geesten
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 26 - Quizvraag

Geef de metonymia aan:
Op zulke dagen wil ik wel eens een glaasje drinken.
A
Op zulke dagen
B
wel eens
C
een glaasje

Slide 27 - Quizvraag

Geef de metafoor aan:
Met carnaval had ik iedere ochtend een spijker in mijn kop.
A
Met carnaval had ik
B
iedere ochtend
C
een spijker in mijn kop

Slide 28 - Quizvraag

In de volgende dia typen jullie zelf de metafoor

Slide 29 - Tekstslide

Moeder sust haar kleine kabouter in slaap.

Slide 30 - Woordweb

Een metafoor:
kleine kabouter: het beeld wordt genoemd, niet het object:
het kleine kind.

Slide 31 - Tekstslide

Met zoete woordjes suste de moeder haar kleine kabouter in slaap.
'Met zoete woordjes' is een:
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 32 - Quizvraag

De tijd heelt alle wonden
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 33 - Quizvraag

Word bokser: meer kans op slagen!
A
pleonasme
B
eufemisme
C
paradox
D
woordspeling

Slide 34 - Quizvraag

Susan schreeuwde het uit van de pijn, daarna zat ze nog een poosje te huilen en ten
slotte kwam er nog af en toe een snik.

A
climax
B
anticlimax
C
hyperbool
D
paradox

Slide 35 - Quizvraag

Wie in vrede wil leven, moet zichzelf vaak geweld aandoen.
A
paradox
B
retorische vraag
C
antithese
D
anticlimax

Slide 36 - Quizvraag

Maak voor donderdag:
Het oefenblad: Stijlfiguren en Beeldspraak (Zie bijlage).

Slide 37 - Tekstslide