Nederlands Examenvoorbereiding Lezen & Luisteren

Nederlands
Periode 01 
Examen
Lezen & Luisteren




1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WerknemersvaardighedenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Periode 01 
Examen
Lezen & Luisteren




Slide 1 - Tekstslide


1: Respect
2: Kom op tijd
3: Laptop, boeken en pen mee
Afspraken/regels in de klas

Slide 2 - Tekstslide

Tekstdoel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen
Wat is het onderwerp?
  1. betaalbare elektrische auto’s
  2. nadelen van elektrische auto’s
  3. schone en stille elektrische auto’s

Slide 5 - Tekstslide

Wat wil de schrijver van de tekst vooral bereiken?
  1. dat de lezer in actie komt, zodat elektrische auto’s betaalbaar worden
  2. dat de lezer weet voor wie betaalbare elektrische auto’s bedoeld zijn
  3. dat de lezer weet wat hij moet doen om een elektrische auto te kopen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
  1. informeren
  2. instrueren
  3. overtuigen
  4. overhalen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
  1. Elektrische auto's zijn bedoeld voor zakelijke rijders en Nederlandse consumenten.
  2. Elektrische auto's zijn schoon en stil, maar voor de meeste Nederlanders te duur.
  3. Teken de petitie en zorg dat de overheid elektrische auto’s betaalbaar maakt.

Slide 8 - Tekstslide

Deel II

Slide 9 - Tekstslide

Hoe weet je of informatie betrouwbaar is?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe weet je of informatie betrouwbaar is?

Slide 11 - Tekstslide

Hoe weet je of informatie betrouwbaar is?

Slide 12 - Tekstslide

Hoe weet je of informatie betrouwbaar is?

Slide 13 - Tekstslide

Opbouw van een tekst
Langere teksten zijn meestal op dezelfde manier opgebouwd:
  1. titel
  2. korte samen­vat­ting
  3. be­gin
  4. mid­den­stuk
  5. slot

Slide 14 - Tekstslide

Tekstopbouw
Titel: 
De titel noemt het onderwerp en/of trekt de aandacht

Korte samenvatting:
Soms staat onder de titel een stukje anders of vetgedrukte tekst met een korte samenvatting van de tekst.

Slide 15 - Tekstslide

Tekstopbouw
Begin
Een tekst kan op verschillende manieren beginnen, bijvoorbeeld:
  • de schrijver introduceert het onderwerp: vanaf de eerste zinnen weet je waarover de tekst gaat en wat de bedoeling van de schrijver is
  • de schrijver probeert aandacht te trekken met een anekdote (= verhaaltje) of voorbeeld bij het onderwerp

Slide 16 - Tekstslide

Tekstopbouw
Middenstuk
Hier komen de verschillende kanten van het onderwerp aan de orde. 
Het middenstuk bestaat meestal uit meerdere alinea's. Boven alinea's die bij elkaar horen, kan een tussenkopje staan.

Slide 17 - Tekstslide

Tekstopbouw
Slot
Het slot van een tekst kan bijvoorbeeld bestaan uit
  • een verwijzing naar het voorbeeld of anekdote uit het begin van de tekst
  • een samenvatting of conclusie

Slide 18 - Tekstslide

Deel III

Slide 19 - Tekstslide

Informatieve teksten heb je in allerlei soorten. 

  • nieuwsberichten: de schrijver wil je op de hoogte brengen van het laatste nieuws.
  • voorlichtingsfolders: de schrijver legt uit wat iets is, of wat je moet doen.
  • interviews: de schrijver wil je op de hoogte brengen van wat de geïnterviewde vindt of denkt.
  • studieteksten

Slide 20 - Tekstslide

Informatieve teksten/uitleg
Je kunt die verschillende tekstsoorten soms aan de lay-out al herkennen. 
Zo zie je in folders bijvoorbeeld veel tussenkopjes en smalle tekst kolommen. 

In studieteksten staan vaak verduidelijkende illustraties en zijn belangrijke woorden of begrippen vetgedrukt.


Als lezer moet je je afvragen of je wel betrouwbare informatie krijgt. Is de informatie niet verouderd? Heeft de schrijver verstand van het onderwerp? Zijn alle kanten van het onderwerp wel aan bod gekomen? Weet je nu wat je moet weten?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Instructieve teksten
Uitleg
Een instructie vertelt je hoe je iets moet doen. 

Bijvoorbeeld hoe je een stekkerdoos uit elkaar haalt, een app installeert, een dier moet verzorgen of een wasmachine moet onderhouden.

Slide 23 - Tekstslide

Instructieve teksten/uitleg
De informatie wordt vaak stapsgewijs gegeven. De verschillende stappen herken je aan opsommingstekens of nummers. Vaak staan de stappen in een dwingende, vaste volgorde: wat moet je eerst doen, wat daarna, enzovoort. 
Bijvoorbeeld:
  • Haal eerst de ...
  • Maak daarna het ...
  • Vervolgens draai je ...

De verschillende stappen in een instructie beginnen vaak met een werkwoord: doe dit ...; maak nu ...; geef vervolgens ...; sluit ten slotte ...


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

deel 4

Slide 26 - Tekstslide

Feiten en meningen
Teksten kunnen feiten en meningen bevatten.

Feiten kun je controleren: je kunt uitzoeken of ze waar of onwaar zijn.

Bijvoorbeeld: 
  • Het aantal studenten dat de opleiding tot beveiliger volgt, is vorig jaar gestegen.
  • In 1985 liepen er ’s zomers 2.3 miljoen koeien in de wei.

Slide 27 - Tekstslide

Feiten en meningen
Feiten zijn niet altijd even makkelijk te controleren. 

Vraag je dus altijd af of de schrijver, de bron of bijvoorbeeld de geïnterviewde er belang bij heeft bepaalde zaken mooier of juist slechter voor te stellen.

Slide 28 - Tekstslide

Feiten en meningen/uitleg
Meningen zeggen wat iemand van iets vindt
Je kunt niet zeggen of ze waar of niet waar zijn. 
Je kunt het wel met een mening eens of oneens zijn.
Voor een mening kun je Hij vindt dat... zetten.

Bijvoorbeeld:
De opleiding Beveiliger is ontzettend leuk. > Hij vindt dat de opleiding Beveiliger ontzettend leuk is. Met deze uitspraak kan een ander het dus eens of oneens zijn, want niet iedereen vindt die opleiding leuk.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Samen OEFENEN: feit of mening?

  1. Champignons kunnen zowel rauw als gebakken, gekookt of gefrituurd worden gegeten.
  2. Volgens mij hebben we de verkeerde afslag genomen.
  3. Het was op 13 februari om twee uur 21 graden in Florence.
  4. Het is me vandaag veel te koud om een wandeling te maken.
  5. Het is veel leuker om met de fiets naar je werk te gaan.
  6. In februari 2017 waren er 707 verschillende soorten salamanders bekend.
  7. Onze buurman laat zijn kat elke dag uit aan een lijntje.
  8. De versgebakken cheesecake die Naomi heeft gemaakt, is echt heerlijk.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Kijk nog eens naar de opdrachten die je gemaakt hebt in CodenameFuture

Slide 33 - Tekstslide

Succes met het examen ;)

Slide 34 - Tekstslide