H3 De bank en jouw geld 3.1 Hoe betaal je (Pincode 7e editie)

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.1 Herhaling 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
H3: De bank en jouw geld 

3.1 Herhaling 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Ruilen
Directe ruil: Ruilen van een product tegen een ander product

Indirecte ruil: Geld als ruilmiddel gebruiken om iets te kopen.
                      Dit gaat snel en de waarde is voor iedereen duidelijk.

Slide 3 - Tekstslide

Geldfuncties
Geld heeft verschillende functies: Geldfuncties

De 3 geldfuncties zijn:
- Ruilmiddel; je koopt iets
- Rekenmiddel; de waarde van een product aangeven
- Spaarmiddel; een deel van je geld bewaren om later te                                                   gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Samen oefenen: Opgave 2a blz 70

Wat is indirecte ruil?

Slide 5 - Open vraag

Samen oefenen: Opgave 2b blz 70

Wat is directe ruil?

Slide 6 - Open vraag

Samen oefenen: Opgave 5 blz 71

Wat is de juiste geldfunctie?

Je bewaart een deel van je geld om later te gebruiken
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 7 - Quizvraag

Samen oefenen: Opgave 5 blz 71

Wat is de juiste geldfunctie?

Je geeft de waarde van een product aan
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 8 - Quizvraag

Samen oefenen: Opgave 5 blz 71

Wat is de juiste geldfunctie?

Je koopt iets
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel

Slide 9 - Quizvraag

Opgave 3 blz 70

Directe of indirecte ruil?

Desh bezorgt folders voor € 15 per week
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 10 - Quizvraag

Opgave 3 blz 70

Directe of indirecte ruil?

Je vader helpt jouw oom in de tuin. In ruil verft je oom jullie schutting.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 11 - Quizvraag

Opgave 3 blz 70

Directe of indirecte ruil?

Mahmoud mag de auto van de buren lenen, omdat hij op hun kinderen heeft gepast.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 12 - Quizvraag

Opgave 3 blz 70

Directe of indirecte ruil?

Sanne bestelt bij Thuisbezorgd.nl haar favoriete sushi. Ze betaalt met iDEAL.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 13 - Quizvraag

Opgave 7a blz 71:
Bekijk de afbeelding naast de tekst ‘Hoe gebruik je geld?’

Welke geldfunctie herken je hier? Verklaar je antwoord.

Slide 14 - Open vraag

Herhaling 3.1 deel 1
Je kunt nu

- Uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil √
- Benoemen welke geldfuncties er zijn √

Slide 15 - Tekstslide

Maak de stellingen kloppend

Als je een goed of dienst ruilt zonder geld te gebruiken, dan is dat ...... ruil.
Ruilen met behulp van geld is ...... ruil.
A
indirecte, directe
B
directe, indirecte
C
Geen antwoord
D
Geen antwoord

Slide 16 - Quizvraag

Als je iets koopt en geld gebruikt om te betalen, dan gebruik je geld als?
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
Geen antwoord

Slide 17 - Quizvraag

Als je de waarde van iets in geld uitdrukt dan gebruik je geld als?
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
Geen antwoord

Slide 18 - Quizvraag

Als je geld opzij zet om late te gebruiken, dan gebruik je geld als?
A
ruilmiddel
B
rekenmiddel
C
spaarmiddel
D
Geen antwoord

Slide 19 - Quizvraag

3.1 Hoe betaal je? Deel 2
Leerdoelen:
  

Aan het einde van de presentatie kun je

- Het saldo op je bankrekening controleren
- Benoemen welke manieren van betalen er zijn

Slide 20 - Tekstslide

Wat kun je vertellen over dit bankafschrift?
Opdracht: 
Laat met een berekening zien hoe je met 
vorig saldo  
+ ontvangsten 
- betalingen 
nieuw saldo berekent

Je mag samenwerken met een klasgenoot.

Je krijgt 5
minuten 
de tijd
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Wat staat er op je rekening?
Saldo = het bedrag dat op je bankrekening staat

Saldo groter dan 0 
--> tegoed of positief saldo,  je staat "in de plus"

Saldo kleiner dan 0
--> tekort of negatief saldo, je staat dan "rood"

Slide 22 - Tekstslide

Rekenen: nieuw saldo


Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - betalingen

Slide 23 - Tekstslide

Elektronisch betalen
Je kunt betalen met munten, bankbiljetten of elektronisch. Voorbeelden van elektronisch betalen:

- Contactloos betalen met telefoon of pinpas
- Online betalen; bijvoorbeeld iDEAL
- Geld overmaken of betalen met bank-app
- Betalen met een creditcard (= lenen van een creditcardmaatschappij, rente     betalen, minimaal 18 jaar zijn)

Slide 24 - Tekstslide

Opgave 8 blz 72:

Wat is een saldo?

Slide 25 - Open vraag

wat betekent:

In de plus staan
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 26 - Quizvraag


Tekort of tegoed?

Positief saldo
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 27 - Quizvraag


Tekort of tegoed?

Rood staan
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 28 - Quizvraag

Opgave 11c blz 72: Bekijk het plaatje in je boek

Bereken het nieuwe saldo. Zet erbij of het een tekort of tegoed is.

Slide 29 - Open vraag


Bereken het nieuw saldo, zet erbij of het een tegoed of tekort is

Oud saldo: €120 Ontvangsten: €54,60 Betalingen: €75

Slide 30 - Open vraag

Opgave 12 blz 73:
Bereken het nieuw saldo, zet erbij of het een tegoed of tekort is

Oud saldo: €29,45 Ontvangsten: €4,50 Betalingen: €38

Slide 31 - Open vraag

Opgave 12 blz 73:
Bereken het nieuw saldo, zet erbij of het een tegoed of tekort is

Oud saldo: €119,95 Ontvangsten: €235,45 Betalingen: €339,33

Slide 32 - Open vraag

Opgave 12 blz 73:
Bereken het nieuw saldo, zet erbij of het een tegoed of tekort is

Oud saldo: €2.216 Ontvangsten: €780 Betalingen: €3.010

Slide 33 - Open vraag


Kies een juiste uitspraak

(3 antwoorden mogelijk)
A
Als je met iDEAL wil betalen, heb je een pinpas nodig
B
Contactloos betalen kan alleen met je pinpas
C
Jij kunt nog geen eigen creditcard hebben
D
Met je bank-app kun je geld overmaken naar iemand anders

Slide 34 - Quizvraag



Noem een reden waarom contactloos betalen makkelijker is dan betalen met je pincode

Slide 35 - Open vraag



Noem een nadeel van contactloos betalen

Slide 36 - Open vraag

Afsluiting 3.1
Je kunt nu
  

- Uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil √
- Benoemen welke geldfuncties er zijn √
- Het saldo op je bankrekening controleren √
- Benoemen welke manieren van betalen er zijn √

Slide 37 - Tekstslide