A1B Spelling les 1 H3 vt sterke ww

timer
10:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • meervouden die eindigen op -en correct spellen
  • meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen
  • de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen

Slide 3 - Tekstslide

Meervouden op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

voorbeeld: kast - kasten

Slide 4 - Tekstslide

Soms moet je ook:
  • de laatste letter van ev verdubbelen: pot - potten 
  • een a, e, o of u weglaten: beer - beren
  • een -f veranderen in een -v: boef - boeven
  • een -s veranderen in een -z: huis - huizen

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
We maken nu opdracht 1 blz. 94. Deze kijken we samen na.

Als je klaar bent, ga je verder met opdracht 4. (huiswerk deze week)
timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

PVVT sterke ww

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen.

Slide 8 - Tekstslide

PVVT (sterk ww) / d of t
Hoe weet je wanneer je een -d of een -t schrijft aan het einde van het werkwoord?

  • maak het woord langer (verlengproef)
  • voorbeeld: had - hadden

Slide 9 - Tekstslide

PVVT (sterk ww)
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk.
  • Gebruik geen dubbele letters (-dd of -tt), behalve als dat nodig is voor de uitspraak.

  • Voorbeeld: beginnen - begonnen

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht maken / instructie 
We maken opdracht 1 blz. 96-97. 

Als je hiermee klaar bent, ga je verder met opdracht 2 en 4, blz. 97. 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
ma 06-09: lezen theorie H3 spelling blz. 94 + 96
di 07-09: lezen theorie H4 spelling blz. 124

do 09-09:
H3 blz. 95: maken opdracht 4
H3 blz. 97: maken opdracht 2 + 4
H4 blz. 125: maken opdracht 4 + 5

Slide 13 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 14 - Quizvraag

Om erachter te komen of een sterk werkwoord in de verleden tijd op een -d of een -t eindigt moet je naar de wij/jullie/zij vorm kijken.
A
niet waar
B
waar

Slide 15 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 16 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 17 - Quizvraag

Waar of niet waar: In de verleden tijd schrijf je een sterk werkwoord zo kort mogelijk op.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Blijft de klank van
SNOEPEN
in de verleden tijd hetzelfde?
A
JA, het is een zwak werkwoord
B
NEE, het is een sterk werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Blijft de klank van
KOPEN
in de verleden tijd hetzelfde?
A
JA, het is een zwak werkwoord
B
NEE, het is een sterk werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf de juiste wijze (vt):

Na de les (melden) zich wel tien leerlingen.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de juiste wijze (vt):

Wij (genieten) ...... van de spannende film.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de juiste wijze (vt):

Kim (leiden) me van het werk af.

Slide 23 - Open vraag