H1F ww-spelling H3 sterke ww

timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoe werkt het 'T eX-KoFSCHiP?
Wanneer/waarom gebruik je dit?

Slide 2 - Open vraag

'T eX-KoFSCHiP
Welke stappen zet je om dit goed te gebruiken?

Slide 3 - Open vraag

Oefening 
We maken de oefening pvvt en na 10 minuten kijken we deze samen na.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • meervouden die eindigen op -en correct spellen
  • meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen
  • de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen

Slide 5 - Tekstslide

Meervouden op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en.

voorbeeld: kast - kasten

Slide 6 - Tekstslide

Soms moet je ook:
  • de laatste letter van ev verdubbelen: pot - potten 
  • een a, e, o of u weglaten: beer - beren
  • een -f veranderen in een -v: boef - boeven
  • een -s veranderen in een -z: huis - huizen

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud van woorden op -ee en -ie
• Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
idee → ideeën; fee → feeën; trofee → trofeeën

• Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
– als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie → theorieën
– als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie → oliën

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
We maken nu opdracht 1 blz. 94. Deze kijken we samen na.

Als je klaar bent, ga je verder met opdr. 3 blz. 95.


timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden veranderen 
van klank als ze 
van tijd veranderen.

Slide 11 - Tekstslide

PVVT (sterk ww) / d of t
Hoe weet je wanneer je een -d of een -t schrijft aan het einde van het werkwoord?

  • maak het woord langer (verlengproef)
  • voorbeeld: had - hadden

Slide 12 - Tekstslide

Regels pvvt (sterk ww)
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk.
  • Gebruik geen dubbele letters (-dd of -tt), behalve als dat nodig is voor de uitspraak.

Voorbeeld: hebben - had - hadden

Slide 13 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
We maken opdracht 1 blz. 96-97. 

Als je hiermee klaar bent, ga je verder met opdracht 2 en 3, blz. 97. (dit is huiswerk)
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk 
ma 26-09:
blz. 95 maken opdracht 4
blz. 97 maken opdracht 2 + 3

lezen theorie blz. 124 + 126

Slide 16 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quizvraag

Blijft de klank van
SNOEPEN
in de verleden tijd hetzelfde?
A
JA, het is een zwak werkwoord
B
NEE, het is een sterk werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Blijft de klank van
KOPEN
in de verleden tijd hetzelfde?
A
JA, het is een zwak werkwoord
B
NEE, het is een sterk werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Waar of niet waar: In de verleden tijd schrijf je een sterk werkwoord zo kort mogelijk op.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf de juiste wijze (vt):

Na de les (melden) zich wel tien leerlingen.

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de juiste wijze (vt):

Wij (genieten) ...... van de spannende film.

Slide 22 - Open vraag