De studenten oefenen gericht voor het examen schrijven
Slide 3 - Tekstslide
Examen schrijven
Gesprekken en spreken telt voor 25%
schrijven is 25 %
CITO telt voor 50 %
Schrijven moet minimaal een 6 zijn!!!!
Slide 4 - Tekstslide
Een onvoldoende behaald voor schrijven?
Lessen blijven volgen in periode 3 : (helaaaaaaaaas)
Slide 5 - Tekstslide
Korte teksten uit het boek
memo;
advertentie;
instructie;
formulier;
affiche;
flyer;
enquête
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn de 5W+H-vragen?
A
wanneer, waarheen, waartoe, welke, waarom en hoezo
B
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
C
want, wat, wie, waarom, welke en hoe laat
D
voor wie, met wie, wanneer, waar naartoe, met wat, hoe
Slide 7 - Quizvraag
En verder.....
Voer de opdrachten exact uit.
Iedere zin heeft een hoofdletter en een punt.
Schrijf korte zinnen.
Slide 8 - Tekstslide
Waar let je op bij het schrijven van een memo?
A
Je schrijft hele zinnen en noteert alleen hoofdzaken.
B
Je schrijft zo kort mogelijk, maar houdt de tekst wel duidelijk.
C
Dat de ander de belangrijkste gegevens ook noteert.
D
Je schrijft goede zinnen en let op hoofd- en bijzaken.
Slide 9 - Quizvraag
Een instructie...
A
begint vaak met een nummering en werkwoorden.
B
moet je meerdere keren uitproberen.
C
is een informatieve tekst met betogende elementen.
D
is altijd noodzakelijk.
Slide 10 - Quizvraag
Een formulier op je examen...
A
komt niet voor.
B
is lekker makkelijk.
C
vul je in voor zover dat mogelijk is.
D
vul je volledig in, al moet je de hele boel bij elkaar fantaseren.
Slide 11 - Quizvraag
Waar moet je aan denken bij het schrijven van een e-mail?
Slide 12 - Open vraag
Wat zijn de belangrijkste punten bij een artikel?
A
een titel en dat je alles uit de opdracht beschrijft
B
dat je geen fouten maakt
C
een titel en het slot
D
een titel en witregels
Slide 13 - Quizvraag
Een advertentie heeft als doel verkopen, dus....
A
wees eerlijk, want eerlijk duurt het langst.
B
lieg, overdrijf, maar houd je aan de opdracht.
C
voeg je een tekening of afbeelding toe.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een memo?
A
een citaat
B
een instructie met afbeeldingen
C
een herinneringsbriefje
D
een instructie zonder plaatjes
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Sleep de onderdelen van de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
Adresgegevens van de geadresseerde.
Adresgegevens van de schrijver
Plaats, datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slotformule / naam
Slide 18 - Sleepvraag
Belgisch staalbedrijf betaalt werknemers 30.000 euro te veel
Een Belgisch staalbedrijf heeft door een boekhoudkundige fout bijna 30.000 extra overgemaakt naar 230 medewerkers die gemiddeld 1.600 euro netto verdienen.
Toen de blunder was opgemerkt, kregen de werknemers meteen een e-mail of ze het geld zo snel mogelijk terug wilden storten. In sommige gevallen zal terugbetalen echter moeilijk zijn, omdat de werknemers het geld al hebben uitgegeven. Ook zijn er werknemers met schulden bij wie automatisch loonbeslag wordt gelegd.
titel
kern
inleiding
afbeelding
Slide 19 - Sleepvraag
Hoe schrijf je een alinea?
1. Schrijf de kernzin op.
2. Geef meer informatie over de kernzin.
Slide 20 - Tekstslide
Controleer je tekst aan de hand van deze vragen!
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht
Maak een keuze uit de opdrachten
Deel je opdrachten voor feedback
Slide 22 - Tekstslide
Wat onthoud je van deze les?
Slide 23 - Open vraag
Samengevat
Vooral op inhoud en taalvaardigheid
De meeste punten ontvang je op inhoud.
Je krijgt een casus, uit de casus haal je de informatie