Schrijven 2F

Schrijven (2F)
Korte teksten schrijven
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijven (2F)
Korte teksten schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan een memo schrijven (5w+h vragen)
  • Ik kan een advertentie, affiche of flyer maken en met de tekst en lay-out de hoofdzaken duidelijk maken
  • Ik kan een instructie in stappen schrijven en gebruik  in mijn instructie werkwoorden en signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide


Typ voorbeelden in van korte teksten.

Slide 3 - Open vraag

Korte teksten uit het boek
  • memo;
  • advertentie;
  • affiche; 
  • flyer;
  • instructie;
  • formulier;
  • enquête
  • aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

Lange teksten uit het boek
  • e-mail;
  • brief;
  • artikel;
  • betoog;
  • verslag;
  • notulen;
  • werkstuk;
  • brochure;
  • offerte

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de 5W+H-vragen?
A
wanneer, waarheen, waartoe, welke, waarom en hoezo
B
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
C
want, wat, wie, waarom, welke en hoe laat
D
voor wie, met wie, wanneer, waar naartoe, met wat, hoe

Slide 6 - Quizvraag

Controleer je tekst aan de hand van deze vragen!

Slide 7 - Tekstslide

En verder.....
  • Voer de opdrachten exact uit.
  • Iedere zin heeft een hoofdletter en een punt.
  • Schrijf korte zinnen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een memo?
A
een citaat
B
een instructie met afbeeldingen
C
een herinneringsbriefje
D
een instructie zonder plaatjes

Slide 9 - Quizvraag

Waar let je op bij het schrijven van een memo?
A
Je schrijft hele zinnen en noteert alleen hoofdzaken.
B
Je schrijft zo kort mogelijk, maar houdt de tekst wel duidelijk.
C
Dat de ander de belangrijkste gegevens ook noteert.
D
Je schrijft goede zinnen en let op hoofd- en bijzaken.

Slide 10 - Quizvraag

Een advertentie heeft als doel verkopen, dus....
A
wees eerlijk, want eerlijk duurt het langst.
B
overdrijf, maar houd je aan de opdracht.
C
voeg je een tekening of afbeelding toe.
D
combi van abc

Slide 11 - Quizvraag

Een instructie...
A
begint vaak met een nummering en werkwoorden.
B
moet je meerdere keren uitproberen.
C
is een informatieve tekst met betogende elementen.
D
is altijd noodzakelijk.

Slide 12 - Quizvraag

Doe-woorden
- Opdracht of bevel. 
- korte zinnen.
- In een instructie begin je elke zin met een doe-woord.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het doe-woord in deze zin?
Ga nu naar de winkel.
A
nu
B
winkel
C
ga
D
naar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doe-woord in deze zin?
Kook de melk in een pan.
A
Kook
B
Melk
C
in
D
pan

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag!
1.1 Memo: opdracht 1, 2 (blz 79)
1.2 Advertentie, affiche, flyer: opdracht 1,  2 (blz 81)
1.3 Instructie:  opdracht 1, 2 en 3 (blz 83)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Waar moet je aan denken bij het schrijven van een e-mail?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Sleep de onderdelen van de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
Adresgegevens van de geadresseerde.
Adresgegevens van de schrijver
Plaats, datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slotformule / naam

Slide 20 - Sleepvraag

Wat is bij een zakelijke brief het belangrijkst?
A
de lay-out
B
de inhoud
C
de aanhef
D
de stijl

Slide 21 - Quizvraag

En verder....
A
de aanhef, stijl, witregels en foutarm.
B
de afzender, de geadresseerde en de envelop.
C
een titel, de afzender en een handtekening.
D
een foto, plaats en datum, de aanhef en foutarm.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de belangrijkste punten bij een artikel?
A
een titel en dat je alles uit de opdracht beschrijft
B
dat je geen fouten maakt
C
een titel en het slot
D
een titel en witregels

Slide 23 - Quizvraag

Belgisch staalbedrijf betaalt werknemers 30.000 euro te veel
Een Belgisch staalbedrijf heeft door een boekhoudkundige fout bijna 30.000 extra overgemaakt naar 230 medewerkers die gemiddeld 1.600 euro netto verdienen.
Toen de blunder was opgemerkt, kregen de werknemers meteen een e-mail of ze het geld zo snel mogelijk terug wilden storten. In sommige gevallen zal terugbetalen echter moeilijk zijn, omdat de werknemers het geld al hebben uitgegeven. Ook zijn er werknemers met schulden bij wie automatisch loonbeslag wordt gelegd.
titel
kern
inleiding
afbeelding

Slide 24 - Sleepvraag

Hoe schrijf je een alinea?

1. Schrijf de kernzin op.

2. Geef meer informatie over de kernzin.

Slide 25 - Tekstslide

Hoe "versier" je een kernzin?
  • met een of meer voorbeelden;
  • met een persoonlijk verhaal;
  • met uitleg;
  • met meer informatie;
  • met een gevolg;
  • met een tegenstelling;
  • enzovoorts

Slide 26 - Tekstslide

Kernzin: De tuin is mooi geworden.
De bloemen staan in bloei, de tegels liggen netjes recht. Ook de barbecue staat op zijn plek.

Mijn man en zoon hebben hard gewerkt, maar moet je het resultaat zien. Ik ben zo trots op ze.

Vorig jaar was het nog een rommeltje. We waren hier net komen wonen en het geld was op. Hovenier De Vries heeft de boel gelukkig gered.

Slide 27 - Tekstslide

Wat onthoud je van deze les?

Slide 28 - Open vraag