Week 45, 3m, lang

Planung
Rückblick

Wortschatz

Sprechen

Theorie verarbeiten
Donnerstag 7. November 2024
Herzlich Willkommen!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Planung
Rückblick

Wortschatz

Sprechen

Theorie verarbeiten
Donnerstag 7. November 2024
Herzlich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Klassenregeln
-Respekt (sehr sehr wichtig!!!!!)

- Nicht essen (toch eten = corvee)
- Buch und Laptop immer mitbringen
- Handy im Telefonbox
-Kein Toilettenbesuch
- Keine Jacke, Kappe, Kopfhörer usw.

Slide 2 - Tekstslide

Klassenarbeit Kapitel 3
Unterwegs

Lernen:

Lernliste N-D Seite 128
Lernliste D-N Seite 129
Sprachmittel D-N Seite 113 und 131

Donnerstag 14. November


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noemen we dit in het Duits?
A
Straßenbahn
B
U-Bahn

Slide 5 - Quizvraag

... en dit?
A
Der Kreisverkehr
B
der Kreisel

Slide 6 - Quizvraag

... en dit?
A
das Gleis
B
die Ampel

Slide 7 - Quizvraag

... en dit?
A
die Ecke
B
die Seite
C
die Brücke
D
die Haltestelle

Slide 8 - Quizvraag

Wie sagt man 'instappen' auf Deutsch?
A
Einstappen
B
Eintreten
C
Einfahren
D
Einsteigen

Slide 9 - Quizvraag

Was kann ich hier machen?
A
abfahren
B
überqueren
C
umsteigen

Slide 10 - Quizvraag

Welche Richtung muss man hier?
A
geradeaus
B
abbiegen
C
überqueren
D
da drüben

Slide 11 - Quizvraag

Übersetze:
Goede reis!

Slide 12 - Open vraag

Hamburg ist die schönste Stadt der Welt!
Übersetze: der Welt

Slide 13 - Open vraag

Ihr Ziel ist Schloss Neuschwanstein.
Übersetze: das Ziel

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

F: Sprechen, Seite 112


Wie wird es ausgesprochen?
Aufgabe 26 und 27

Probiere es richtig auszusprechen 

Slide 16 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Machen:
Aufgabe 32: Vertaal de vraag en het passende antwoord. 
Aufgabe 35: Schrijf het hele gesprek uit. Je maakt hele zinnen met de woorden en zinsdelen die gegeven zijn.
Aufgabe 36: Beschrijf de weg vanaf het startpunt naar het doel. Je kunt steeds beginnen met: Sie müssen .......

Alle opdrachten moeten helemaal uitgeschreven zijn!
Fertig? Dan slim stampen A, B, C, D, F, G oder H





timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30

Slide 18 - Tekstslide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 32, 35 und 36

Lernen:
Sprachmittel, Seite 113 und 131
und beide Lernlisten

Laptop und Buch mitnehmen!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Lernziele
In deze les leer je wat modale werkwoorden zijn.

Je leert de vertalingen van de modale werkwoorden.

Je leert de modale werkwoorden te vervoegen in de verleden tijd en toe te passen in een zin. 

Slide 24 - Tekstslide

Was ist ein Modalverb?

Een modaal werkwoord  (Modalverb)
  • Modale ww geven een noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid of wenselijkheid aan. 
  • Staat meestal samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  •  Verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Slide 25 - Tekstslide

Heb je dat in het Nederlands ook?
Ja, kijk maar:
'hij eet' -> zegt iets over wat hij op het moment doet.
'hij wil eten' -> hier verandert het werkwoord 'willen' de betekenis van 'eten' en de zin: het is zijn wens iets te eten.
'hij kan eten' -> hier net zo: hij kan eten, maar moet niet.

'willen' en 'kunnen' zijn voorbeelden van modale werkwoorden.


Slide 26 - Tekstslide

Modalverben auf Deutsch:

Slide 27 - Tekstslide

Also dies sind ...

  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • mögen (= lusten, lekker vinden, houden van, leuk vinden)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)

Slide 28 - Tekstslide

Vervoeging modale werkwoorden
Stam + t met daarachter de uitgang

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Sleepvraag
Wat is de vertaling van de werkwoorden.


Slide 32 - Tekstslide

kunnen
willen
mogen
moeten (kan niet anders)
weten
können / konnten
dürfen / durften
wissen / wussten
müssen / mussten
wollen / wollten

Slide 33 - Sleepvraag

Grammatik A: können, müssen, dürfen
Seite 107
/konden
/moesten
/mochten

Slide 34 - Tekstslide

Grammatik B, Seite 109
/wilden
/wisten

Slide 35 - Tekstslide

Präteritum
(wollen) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 36 - Quizvraag

Präteritum
(können) Wir ______ es uns kaum vorstellen!
A
können
B
könnten
C
konnen
D
konnten

Slide 37 - Quizvraag

Präteritum
(dürfen) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
darftest
C
durftest
D
darfst

Slide 38 - Quizvraag

Präteritum
(wissen) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte
D
weiß

Slide 39 - Quizvraag