V3 - Kapitel 3

Kapitel 3 - E Grammatik 
die Modalverben
Seite 107 + Seite 109 
im Arbeitsbuch
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 3 - E Grammatik 
die Modalverben
Seite 107 + Seite 109 
im Arbeitsbuch

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
Am Ende dieser Unterrichtsstunde kannst du die Verben können, müssen, dürfen, wollen und wissen im Präteritum in einem Satz konjugieren.






 
Aan het einde van de les kun je de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd vervoegen in een zin.

Seite 107 + 109 im Arbeitsbuch

Slide 2 - Tekstslide

Vorkentnisse aktivieren
Aufgaben 18 + 19 machen






 
Aan het einde van de les kun je de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd vervoegen in een zin.

timer
4:00

Slide 3 - Tekstslide

Antworte kontrollieren
Aufgabe 18
Aufgabe 19

Slide 4 - Tekstslide

dürfen 
müssen
wollen
können
wissen
moeten (noodzakelijk)
mogen
willen
kunnen
weten

Slide 5 - Sleepvraag

Modalverben

Slide 6 - Tekstslide

die Übersetzung 
  • dürfen  = mogen, toestemming hebben
  • können = kunnen, in staat zijn
  • müssen = moeten, als noodzaak (het kan niet anders, wet)
  • wollen = willen
  • wissen = weten
Modale werkwoorden worden gebruikt om een bepaalde houding tegenover een ander werkwoord in de zin te beschrijven. Ze geven aan op wat voor manier een bepaald werkwoord wordt uitgevoerd. 

Slide 7 - Tekstslide

Präsens
müssen
können
dürfen
wollen
wissen
ich
muss
kann
darf
will
weiß
du
musst
kannst
darfst
willst
weißt
er/sie/es
muss
kann
darf
will
weiß
wir
müssen
können
dürfen
wollen
wissen
ihr
müsst
könnt
dürft
wollt
wisst
sie/Sie
müssen
können
dürfen
wollen
wissen

Slide 8 - Tekstslide

Regel Präsens (tt)
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam 
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm.

Slide 9 - Tekstslide

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 10 - Quizvraag

Präteritum
müssen
können
dürfen
wollen
wissen
ich
musste
konnte
durfte
wollte
wusste
du
musstest
konntest
durftest
wolltest
wusstest
er/sie/es
musste
konnte
durfte
wollte
wusste
wir
mussten
konnten
durften
wollten
wussten
ihr
musstet
konntet
durftet
wolltet
wusstet
sie/Sie
mussten
konnten
durften
wollten
wussten

Slide 11 - Tekstslide

Regel Präteritum (vt)
1.  geen Umlaut!
2. de uitgangen komen overeen met de uitgangen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd. (-te / -test / -te / -ten / -tet / -ten)

Slide 12 - Tekstslide

Ik begrijp de theorie en kan zelfstandig met de opdrachten aan de slag
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Und jetzt? 

Kapitel 3
Machen: D (Lesen) + E (Grammatik)
Lernen: Lernliste NL/D + Lernliste D/NL

Slide 14 - Tekstslide

Check-in
De modale hulpwerkwoorden zijn onregelmatig. Toch zijn er een aantal regels die bij alle vormen overeenkomen. Welke zijn dit in de verleden tijd?

Slide 15 - Open vraag