Op weg naar perfecte bijzinnen

Op weg naar perfecte bijzinnen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Op weg naar perfecte bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan jij bijzinnen op 2F niveau maken.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat bijzinnen zijn.
Wat weet jij al over bijzinnen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijzinnen?
Bijzinnen zijn zinnen die afhankelijk zijn van een hoofdzin en die een extra informatie geven over het onderwerp van de hoofdzin.

Slide 4 - Tekstslide

Definieer bijzinnen en geef enkele voorbeelden.
Hoofd- en bijzinnen
Een hoofdzin kan los staan en een zin op zich zijn. Een bijzin kan dat niet.

Slide 5 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen een hoofd- en bijzin.
Soorten bijzinnen
Er zijn verschillende soorten bijzinnen, bijvoorbeeld de bijvoeglijke bijzin en de bijwoordelijke bijzin.

Slide 6 - Tekstslide

Geef een overzicht van de verschillende soorten bijzinnen.
Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord in de hoofdzin.

Voorbeeld: Ik ga naar dokter de Hoog, omdat deze dokter aardig is.

Slide 7 - Tekstslide

Geef een voorbeeld en laat de studenten zelf oefenen met het maken van bijvoeglijke bijzinnen.
Bijwoordelijke bijzin
Een bijwoordelijke bijzin geeft extra informatie over het werkwoord in de hoofdzin.

Hij sport twee keer per week als hij tijd heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Geef een voorbeeld en laat de studenten zelf oefenen met het maken van bijwoordelijke bijzinnen.
Hoe maak je bijzinnen?
Bijzinnen beginnen vaak met woorden zoals 'dat', 'omdat', 'als', 'wanneer', 'hoewel', etc.

Slide 9 - Tekstslide

Geef een overzicht van de verschillende woorden die vaak gebruikt worden om bijzinnen mee te beginnen.
Oefenen met bijzinnen maken
Laat de studenten zelf oefenen met het maken van bijzinnen aan de hand van een aantal opdrachten.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de opdrachten en laat de studenten individueel of in groepjes werken.
1.Julian leert Nederlands, omdat
2. Aster en Yusuf gaan verhuizen als
3. Wij eten pannekoeken als
4. Daan moet vanmiddag naar de dokter, omdat
5. Wij gaan met de fiets als
6. Onze buren waarschuwen ons als
7. Emma zoekt een nieuwe baan, omdat
8. Noor en Thomas hebben een andere auto gekocht, omdat
9. De treinen rijden niet op tijd, omdat
10. Ik ga een nieuwe baan zoeken als
11. Omdat Samir het snelst is
12. Als..................................................................., ga ik morgen sporten.
13 Omdat ................................................................., koop ik nieuwe kleren.
14. Als..............................................................................., blijf ik in bed.
15. Omdat mijn familie op bezoek komt,.............................................................
16. Als het dak lekt,.................................................................................................

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzinnen in context
Laat de studenten bijzinnen gebruiken in een context, bijvoorbeeld door een kort verhaal te schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Geef de opdracht en laat de studenten individueel of in groepjes werken.
Samenvatting
Bijzinnen zijn zinnen die afhankelijk zijn van een hoofdzin en extra informatie geven over het onderwerp of werkwoord. Er zijn verschillende soorten bijzinnen en bijzinnen beginnen vaak met woorden zoals 'dat', 'omdat', 'als', 'wanneer', 'hoewel', etc.

Slide 13 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en controleer of het leerdoel behaald is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.