Do 7 okt Bijvoeglijke bijzinnen en andere bijzinnen

De  bijzinnen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De  bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
De bijvoeglijke bijzin is een bijvoeglijke bepaling met een persoonsvorm.

Vind de bijvoeglijke bijzin:
 De wedstrijd die ingelast werd speelden  de voetballers  in de Kuip.

 die ingelast werd → (bijvoeglijke bijzin bij) wedstrijd

De bijvoeglijke bepaling ‘die ingelast werd’ bevat een pv (werd) en is daarom een bijvoeglijke bijzin en GEEN bijvoeglijke bepaling

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling bijvoeglijke bijzin 
De bijvoeglijke bijzin vormt samen met het antecedent een zinsdeel. De bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin 
  • Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een ZN
  • De bijvoeglijke bijzin heeft altijd een PV.
  • Een bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord.
  • De betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat en wie.
  • De bijvoeglijke bijzin is geen zelfstandig zinsdeel

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerpszin
Een onderwerpszin is een bijzin die het onderwerp is van de hoofdzin.
Een onderwerpszin begint meestal met de voegwoorden of en dat (net als de lijdend voorwerpszin).
Een onderwerpszin staat meestal vooraan in de samengestelde zin.

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerpszin
Dat meisje dat daar op straat loopt, schijnt aardig te zijn.
1. Ontleed de hoofdzin.
pv = schijnt
nwg = schijnt aardig te zijn
Ond = Dat meisje dat  daar op straat loopt
Je mist nu in de hoofdzin een onderwerp. Dat betekent dat de bijzin de functie heeft van onderwerp: onderwerpszin.

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerpszin
- Wanneer een bijzin in een samengestelde zin fungeert als onderwerp, noemen we dat een onderwerpszin (o-zin)
- De onderwerpszin begint met:
       De voegwoorden dat of of (Dat hij de bus mist, gebeurt vaak.)
       wie of wat (Wie niet op tijd vertrekt, kan dat verwachten.)
- Soms wordt een onderwerpszin voorafgegaan door het persoonlijk voornaamwoord het. Het is onderwerp en verwijst naar de onderwerpszin. Daarom noemen we het een voorlopig onderwerp.: Het gebeurt bijna dagelijks, dat hij de bus mist.

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerpszin
  1. De laptop die kapot is gegaan, is vandaag opgehaald.
  2. De mooie kat die van de buren is, is hier gisteren nog gezien.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten bijzinnen
Onderwerpszin
(Naamwoordelijk) gezegdezin
Lijdendvoorwerpszin
Meewerkendvoorwerpszin
Voorzetselvoorwerpszin
Bijwoordelijke bijzin

Slide 9 - Tekstslide

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, omdat
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze nog nooit eerder heeft opgetreden. 
ze morgen naar de tandarts moet.

Slide 10 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 11 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?

Het gaat regenen, ......
Hoofdzin
Bijzin
maar af en toe zal de zon schijnen.
hoewel de zon af en toe zal schijnen.

Slide 12 - Sleepvraag

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 13 - Sleepvraag

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Wanneer je goed geleerd hebt, ben je een topper.
A
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = hoofdzin
B
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = bijzin
C
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = bijzin
D
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = hoofdzin

Slide 14 - Quizvraag

Als je het gevonden hebt, moet je me roepen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
voorzetselvoorwerpzin
D
bijwoordelijke bepalingzin

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt erop rekenen dat we ingesneeuwd raken.
A
ozin
B
lijdend vwzin
C
voorzetselvoorwerpzin
D
bijwoordelijke bijzin

Slide 16 - Quizvraag


Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen?
Hij zegt dat hij hoofdpijn heeft.
A
vooraan
B
vooraan en achteraan
C
achteraan

Slide 17 - Quizvraag

De bijvoeglijke bijzin
Als een bijvoeglijke bepaling een bijzin is, noemen we dat een bijvoeglijke bijzin. (bvb-zin)
De bijvoeglijke bijzin is geen apart zinsdeel, maar vormt samen met het antecedent (dat waar het over gaat) een zinsdeel.

De bijvoeglijke bijzin begint meestal met die, dat, wie of wat.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin geeft onmisbare of extra informatie over het woord dat ervoor staat. 
  • Het is zelf geen zinsdeel, maar onderdeel van een zinsdeel.
  • Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (die, dat) of met een voorzetsel.
  • Je kan een bijvoeglijke bijzin vervangen door een bijvoeglijk naamwoord


Slide 19 - Tekstslide

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Als je de antwoorden allemaal goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = hoofdzin
B
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = bijzin
C
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = bijzin
D
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = hoofdzin

Slide 20 - Quizvraag

Je ziet een samengestelde zin. Waar zie je de bijzin of bijzinnen?
Morgen komt zij niet naar haar werk, omdat zij een bruiloft heeft.
A
vooraan
B
achteraan
C
vooraan en achteraan

Slide 21 - Quizvraag

Welke bijzinnen bevat deze zin:

Zij schaamde zich ervoor, dat hij het meisje, dat hem zo vriendelijk het boek geleend had, zo onaardig te woord stond.
A
Twee bijwoordelijke bijzinnen
B
Een bijvoeglijke bijzin voorzetselvoorwerpzin
C
Een bijwoordelijke bijzin en een lijdend voorwerpzin
D
Een bijvoeglijke bijzin en een lijdend voorwerpen

Slide 22 - Quizvraag

Hij wordt wat hij altijd al wilde worden
A
lijdend voorwerpzin
B
meewerkend voorwerpzin
C
voorzetselvoorwerpzin
D
naamwoordelijk deel van het gezegdezin

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor zinnen zijn dit?

Ik vind hoofdzinnen wel logisch maar bijzinnen zijn wat ingewikkelder.
A
twee hoofdzinnen
B
twee bijzinnen
C
één hoofdzin
D
één hoofdzin en één bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Herken de bijzin.
Iedere zin heeft een bijzin. Wat is de juiste functie van de bijzin?
Een bijzin die je kan vervangen door: 
iets of iemand is een onderwerpszin of een lijdend voorwerpszin 
jou, mij, hem, haar, etc. is een meewerkend voorwerpszin 
iets terwijl je er uit de hoofdzin weghaalt, is een voorzetselvoorwerpzin 
dan, toen of daarom is een bijwoordelijk bijzin 
een bijvoeglijk naamwoord dat voor het zelfstandig naamwoord staat, is een bijvoeglijke bijzin 
een bijvoeglijk naamwoord dat achter de persoonsvorm staat, is een gezegdezin
hint
De bijzinnen zijn dikgedrukt.
Het gouden ei is een boek dat veel mensen ooit gelezen hebben.
Hoewel het een dun boek is, verwerkt Tim Krabbé veel knappe literaire technieken in het verhaal.
Het gouden ei gaat in essentie over het uitproberen van het kwade.
Het verhaal laat zien dat Lemorne de perfecte moord wil plegen.
Dat de hoofdpersonen een psychologische ontwikkeling doormaken, wordt snel duidelijk.
Wie het een ingewikkeld boek vindt, raad ik aan de leeshulp goed te lezen.

onderwerpszin
lijdendvoorwerpszin
meewerkendvoorwerpszin
gezegdezin (naamwoordelijk gezegde)
bijwoordelijke bijzin
voorzetselvoorwerpszin
Het gouden ei is een boek dat veel mensen ooit gelezen hebben.
Hoewel het een dun boek is, verwerkt Tim Krabbé veel knappe literaire technieken in het verhaal.
Het gouden ei gaat in essentie over het uitproberen van het kwade.
Het verhaal laat zien dat Lemorne zorgvuldig het perfecte misdrijf wil plegen.
Dat de hoofdpersonen een psychologische ontwikkeling doormaken, wordt snel duidelijk.
Wie het een ingewikkeld boek vindt, raad ik aan de leeshulp goed te lezen.

Slide 25 - Sleepvraag

Huiswerk voor ma 11 nov
Havo

Maken opdracht 5 t/m 8
Leren de bijvoeglijke bijzin
Betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (m.i.a)


Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk voor ma 11 nov.
VWO Maken 5 t/m 8
Samengestelde zinnen ontleden
Nevenschikking en onderschikking.
Leren de verschillende bijzinnen.



Slide 27 - Tekstslide