6.1: Woonplaats en werkplaats

6.1: Woonplaats en werkplaats
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.1: Woonplaats en werkplaats

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • bespreken kijkvragen
  • uitleg paragraaf 6.1: woonplaats en werkplaats.
  • aan de slag: lezen paragraaf 6.1 + uitwerken leerdoelen
  • aan de slag met het afmaken van bouwopdracht 1

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
... kun je oorzaken noemen voor het ontstaan van de eerste steden.
... kun je uitleggen waar de eerste steden ontstonden.
... kun je uitleggen welke soort samenleving er is in de tijd van Steden en Staten.
... kun je uitleggen welke middelen van bestaan er zijn in de tijd van Steden en Staten.
... kun je uitleggen hoe internationale handel in de middeleeuwen eruitzag.
... kun je uitleggen wat een gilde deed
... kun je in je eigen woorden uitleggen wat de begrippen: verstedelijking, ambacht, gilden en hanze betekenen.

Slide 3 - Tekstslide

Kijkvragen bij de histoclip:
1. Noem oorzaken voor het ontstaan van steden.
2. Wat zijn ambachtslieden?
3. Leg uit waarom steden stadsrechten willen.
4. Wat konden burgers met de stadsrechten?
5. Hoe beschermden burgers hun stad?
6. Hoe ziet een middeleeuwse stad eruit?
7. Waardoor braken er in de middeleeuwse steden vaak ziekten uit?
8. Hoe werden mensen in de middeleeuwen gestraft? En waarom deden mensen dat op die manier?
9. Welke rol speelde de kerk in de middeleeuwen?

Slide 4 - Tekstslide

6.1: Woonplaats en werkplaats
In deze paragraaf leer je:
  • hoe in Europa weer een landbouwstedelijke samenleving ontstond.
  • hoe de economie zich ontwikkelde
  • hoe ambachtslieden samenwerkten
  • hoe handelssteden samenwerkten

kenmerkend aspect: de opkomst van handel en het ontstaan van steden.

Slide 5 - Tekstslide

De soort samenleving uit H5: Monniken en Ridders was?
A
landbouwsamenleving
B
landbouwstedelijke samenleving
C
samenleving van jager- verzamelaars
D
multiculturele samenleving

Slide 6 - Quizvraag

platteland en stad:
voor de tijd van steden en staten:
  •  hofstelsel
  • landbouwsamenleving: grootste deel van de bevolking was (horige) boer.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het middel van bestaan van mensen in een landbouwsamenleving?

Slide 8 - Open vraag

Platteland en stad:
vanaf ongeveer het jaar 1000 veranderen er dingen:

  • Boeren gaan moerasgebieden droogleggen door sloten te graven. Ook kapten ze bossen. Zo kwam er meer ruimte voor akkers.
  • Boeren gingen een andere ploeg gebruiken.

gevolg: Grotere oogst, meer voedsel, mensen leven langer, bevolking groeit.

Slide 9 - Tekstslide

platteland en stad:
Boeren gaan hun landbouwoverschot verkopen, dit doen ze op markten. 

  • knooppunten van land- en waterwegen.
  • bij een kasteel of een klooster

Hierdoor groeit de handel.

Slide 10 - Tekstslide

platteland en stad:
De groeiende landbouwproductie had ook uitbreiding van de nijverheid tot gevolg. Door de groei van de bevolking kon een deel van de boeren ander werk gaan doen, bijv. een ambacht uitoefenen.

Slide 11 - Tekstslide

platteland en stad
handelaren en ambachtslieden gingen steeds vaker bij een markt wonen, zo groeiden marktplaatsen vaak uit tot steden.

Dit noemen we verstedelijking

Slide 12 - Tekstslide

Welke middelen van bestaan zijn er nu (in H6)?

Slide 13 - Open vraag

Welke soort samenleving is er in H6: Steden en Staten?
A
landbouwsamenleving
B
landbouwstedelijke samenleving
C
samenleving van jager- verzamelaars
D
multiculturele samenleving

Slide 14 - Quizvraag

De geldeconomie:
vraag: wat iemand wil kopen.
aanbod: wat iemand wil verkopen.

Door de opkomst van de handel gingen mensen weer geld gebruiken. Elke stad, koning of hertog kon zijn eigen munten slaan. Hierdoor waren er geldwisselaars waar je munten kon ruilen. Ook ontstonden er in deze tijd banken.

Slide 15 - Tekstslide

Samenwerking in de nijverheid:
Een ambachtsman mag niet zomaar in een stad gaan wonen en daar produceren en verkopen wat hij wilde. Hij moest daarvoor lid zijn van een gilde.

Gilde: vereniging van mensen met hetzelfde beroep.

Slide 16 - Tekstslide

Wat doet een Gilde?
  • Samenwerken om op te komen voor de belangen van de eigen groep.
  • bepalen van werktijden.
  • bepalen van prijzen.
  • controleren van de kwaliteit van producten.
  • Beroepsopleiding, je mag pas na een meesterproef zelf een bedrijf starten.

Slide 17 - Tekstslide

Wat doet een Gilde?
  •  Zorgen voor bejaarde en zieke leden en voor de weduwen van gestorven meesters.
  • Organiseren van feesten, kerkelijke bijeenkomsten en begrafenissen.

Slide 18 - Tekstslide

Internationale handel
de Hanze: verbond tussen handelssteden aan de Oostzee en Noordzee.

  • geen tol vragen aan elkaar.
  • samen strijden tegen vijanden, zoals piraten.
  •  vorsten overhalen tot het beschermen van handelaren en om geen tol te heffen.


Slide 19 - Tekstslide

Internationale Handel:
Noord- Europa: bont, vis, graan, textiel (laken) en zout.
Zuid- Europa: wijn, zout, zuidvruchten zoals dadels, parfum en specerijen.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag: 
1. Lees en maak de blauwe dia's.
2. Werk verder aan je bouwopdracht.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 1:
Bekijk het filmpje op de volgende dia, maak een mindmap met de belangrijkste informatie over de Gilden. Lever een screenshot van de mindmap in op dia 24

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Mindmap Gilde

Slide 24 - Open vraag

Opdracht 2:
Bekijk de 2 filmpjes op de dia's hierna. Maak een mindmap over het Hanzeverbond en lever een screenshot van je mindmap in op dia 28

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

0

Slide 27 - Video

mindmap Hanze

Slide 28 - Open vraag