SAMENVATTING HUIDLAGEN EN ZWEETKLIEREN

SAMENVATTING
HUIDLAGEN EN ZWEETKLIEREN
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SAMENVATTING
HUIDLAGEN EN ZWEETKLIEREN

Slide 1 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
  • Bespreken hoofdpunten 
  • Evalueren waar eventueel knelpunten zijn
  • Evalueren of een en ander begrepen is
  • Door middel van een quiz controleren of vragen begrepen worden 

Slide 2 - Tekstslide

INHOUD VAN DE LES
  • Huidlagen
  • Functie opnemen stoffen door huid
  • Lagen opperhuid
  • Verhoorningsproces
  • Pigmenteringsproces 
  • Functies lederhuid
  • Lagen lederhuid
  • Receptoren
  • Bouw en functies onderhuid
  • Zweetklieren

Slide 3 - Tekstslide

HUID

Slide 4 - Woordweb

Wat is de Latijnse naam voor opperhuid?
A
Corium
B
Dermis
C
Epidermis

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de Nederlandse naam voor stratum reticulaire?
A
Hoornlaag
B
Netlaag
C
Papillenlaag

Slide 6 - Quizvraag

Welke prikkels nemen de Kolfjes (lichaampjes) van Krause op?
A
Kouprikkels
B
Pijnprikkels
C
Warmteprikkels

Slide 7 - Quizvraag

LAGEN VAN DE HUID (CUTIS)
  • Opperhuid = epidermis

  • Lederhuid = corium = dermis

  • Onderhuid = subcutis

Slide 8 - Tekstslide

TRANSCUTANE RESORPTIE
= opname door de huid:

  • Transepidermale resorptie = opname door de opperhuid
  • Transfolliculaire resorptie = opname door de haarfollikels (haarzakjes)

Slide 9 - Tekstslide

OPPERHUID
  • Hierin zitten GEEN bloedvaten, lymfevaten en vezels

  • Opperhuid is opgebouwd uit epitheelweefsel

Slide 10 - Tekstslide

LAGEN OPPERHUID VAN BINNEN NAAR BUITEN
  • Basaalcellenlaag = stratum cylindricum 
  • Stekel(cellen)laag = stratum spinosum
  • Korrellaag = stratum granulosum
  • Doorschijnende laag = stratum lucidum
  • Hoornlaag = stratum corneum 

Slide 11 - Tekstslide

BASAALCELLENLAAG
Cellen:

  • Keratinocyten 
  • Melanocyten

Slide 12 - Tekstslide

Wat voor vorm hebben de keratinocyten?
A
Plat
B
Rond
C
Vierkant

Slide 13 - Quizvraag

PIGMENTATIEPROCES
  • In basaalcellenlaag zitten melanocyten
  • Melanocyten hebben melanogeen
  • Met behulp van ultraviolette stralen wordt melanogeen omgezet in melanine = pigment
  • De melanocyten hebben ook nog enzymen en het pigmenthormoon nodig
  • Een donkere huid heeft niet meer melanocyten maar ze maken meer pigment 

Slide 14 - Tekstslide

STEKEL(CELLEN)LAAG
  • Dikste laag van de opperhuid

  • cellen zijn kubusvormig  

Slide 15 - Tekstslide

KORRELLAAG
  • Hierin zit keratohyaline

  • Hier start het verhoorningsproces

  • Er wordt ook huidemulsie gemaakt

Slide 16 - Tekstslide

DOORSCHIJNENDE LAAG
  • Hier gaat het verhoorningsproces verder want keratohyaline wordt eleïdine 

  • Hier wordt ook huidemulsie gemaakt

Slide 17 - Tekstslide

HOORNLAAG
  • Eleïdine wordt keratine = hoorn
  • Hier eindigt dus het verhoorningsproces

  • Functies hoornlaag:
- bescherming
- voorkomen van vochtverlies (uitdroging)
- vormen van huidemulsie

Slide 18 - Tekstslide

LEVENDE LAGEN OPPERHUID

  • Basaalcellenlaag

  • Stekel(cellen)laag

  • Korrellaag
DODE LAGEN OPPERHUID

  • Doorschijnende laag

  • Hoornlaag

Slide 19 - Tekstslide

HUIDBARRIÈRE
  • Plaats: tussen de dode en levende lagen van de opperhuid = tussen doorschijnende laag en de korrellaag

  • Niet doorlaatbaar voor water en minerale vetten 

Slide 20 - Tekstslide

LAAG VAN MALPIGHI = KIEMLAAG
  • Stratum cylindricum (basaalcellenlaag) (ronde, cilindervormige cellen)

  • Stratum spinosum (stekelcellenlaag) (kubusvormige, vierkante cellen)

Slide 21 - Tekstslide

BASALE MEMBRAAN
  • Plaats: tussen de opperhuid (basaalcellenlaag) en de lederhuid (papillenlaag) 

Slide 22 - Tekstslide

LAGEN LEDERHUID = CORIUM = DERMIS
  • Stratum papillaire = papillenlaag

  • Stratum Reticulaire = netlaag

Slide 23 - Tekstslide

PAPILLENLAAG
  • Hierin zitten coriumpapillen

  • Ze worden van elkaar gescheiden door cutislijsten = huidlijsten

  • Ze zorgen voor voeding van de basaalcellenlaag van de opperhuid

Slide 24 - Tekstslide

NETLAAG
  • Dikste laag
  • Dicht netwerk van elastinen en collagenen = dicht bindweefsel
  • Geeft elasticiteit aan de huid 

Slide 25 - Tekstslide

SAMENSTELLING LEDERHUID
  • Cellen (fibroblasten, mestcellen, macrofagen)

  • Vezels (collagenen, elastinen, reticulinen)

  • Tussenstof = grondsubstantie 

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van weefselhormonen?
A
Acetylcholine en histamine
B
Acetylcholine en hyaluronzuur
C
Histamine en hyaluronzuur

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor roodheid ontstaat op de huid door het vrijkomen van acetylcholine?
A
Egale roodheid
B
Vlekkerige roodheid

Slide 28 - Quizvraag

RECEPTOREN
  • Tastlichaampjes van Merkel
  • Tastlichaampjes van Meissner
  • Tastlichaampjes van Vater Pacini
  • Tastlichaampjes van Golgi Mazzoni
  • Kolfjes (lichaampjes) van Krause
  • Lichaampjes van Ruffini

Slide 29 - Tekstslide

Welke prikkels nemen de lichaampjes van Golgi Mazzoni en Vater Pacini waar?
A
Prikkels voor kou
B
Prikkels voor tast
C
Prikkels voor zwaardere druk

Slide 30 - Quizvraag

Waar liggen de lichaampjes van Ruffini?
A
In de basaalcellenlaag
B
In de netlaag
C
In de papillenlaag

Slide 31 - Quizvraag

ONDERHUID= SUBCUTIS

  • Losmazig netwerk van elastinen en reticulinen

  • Hierin liggen de lipocyten = vetcellen (bindweefselcellen)

Slide 32 - Tekstslide

Wat kan je zeggen over dikte van de onderhuid?
A
Ongeveer 1 cm dik
B
Ongeveer 3 cm dik
C
Plaats- en persoonsgebonden

Slide 33 - Quizvraag

ALLE HUIDLAGEN VAN BUITEN NAAR BINNEN
  • Hoornlaag
  • Doorschijnende laag
  • Huidbarriere 
  • Korrellaag
  • Stekel(cellen)laag
  • Basaalcellenlaag 
  • Basale membraan
  • Papillenlaag
  • Netlaag
  • Onderhuid

Slide 34 - Tekstslide

Welke vorm hebben zweetklieren?
A
Buisvormig
B
Gemengd
C
Trosvormig

Slide 35 - Quizvraag

Welke soorten zweetklieren zijn er?
A
Apocriene en eccriene zweetklieren
B
Apocriene en Holocriene zweetklieren
C
Eccriene en holocriene zweetklieren

Slide 36 - Quizvraag

ECCRIENE ZWEETKLIEREN

  • = kleine zweetklieren

  • Op hele lichaam

  • Werken vanaf de geboorte
APOCRIENE ZWEETKLIEREN

  • = grote zweetklieren

  • In oksels, uitwendige geslachtsdelen, rand oogleden, tepels

  • Werkzaam vanaf puberteit


Slide 37 - Tekstslide