THEO LES 6: Lederhuid - Onderhuid - Zweetklieren

• Schoonheidsverzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Lederhuid - Onderhuid - Zweetklieren

Algemene theorie

Vandaag

• Herhaling
• Lederhuid 
• Beautylevel online opdracht lederhuid , onderhuid
• Trainer: huidlagen

Lesdoel

• De student kent de bouw, functie en huidlagen van de lederhuid
• De student kent de bouw en functie van de onderhuid
• De student kent de bouw en de functies van de zweetklieren 

Welke lagen vormen de laag van Malpighi?
(Kiemlaag)

1. Stratum cylindricum en stratum granulosum
2. Stratum cylindricum en stratum spinosum
3. Stratum cylindricum en stratum corneum

In welke cellaag begint het verhooningsproces?

1. In de doorschijnende laag
2. In de korrellaag
3. In de hoornlaag

Wanneer vormt zich keratine?

1. In de doorschijnende laag
2. In de korrellaag
3. In de hoornlaag

Pigmentvormende cellen noemen we ook wel ...

1. Keratinocyten
2. Lipocyten
3. Melanocyten

De lederhuid

Wat is de latijnse benaming voor de lederhuid?

1. Dermis
2. Epidermis
3. Subcutis

Wat is de latijnse benaming voor de onderhuid?

1. Dermis
2. Epidermis
3. Subcutis

Functies lederhuid

• Steun
• Elasticiteit
• Belangrijk voor de stofwisseling
• Belangrijk voor het opnemen van prikkels
• Belangrijk voor het immuunsysteem
• Belangrijk voor herstel
• Belangrijk voor temperatuur 

In de lederhuid liggen ...

• Bloed - en lymfevaten

• Receptoren en zenuwen

• Zweet - en talgklieren 

Lagen van de lederhuid

• Papillenlaag = Stratum papillaire

• Netlaag = Stratum reticulaire 

Papillenlaag

• Coriumpapillen 

De coriumpapillen worden van elkaar gescheiden door cutislijsten = huidlijsten/ lijnen

De netlaag

• Is de dikste laag van de lederhuid

Deze laag bestaat uit een dicht netwerk van elastinen en collagenen. 

 

Samenstelling van de lederhuid

• Cellen

• Vezels

• Tussenstof = grondsubstantie 

Welke cellen liggen volgens jou in de lederhuid?

Cellen

• Fibroblasten

Maken vezels, tussenstof, bindweefsel

• Mestcellen

Maken weefselhormonen, weefselenzymen

• Macrofagen / histiocyen

Cellen die allerlei stoffen (b.v. ziektekiemen) kunnen verteren = fagocytose

Weefselhormonen

Histamine

Werking: Bloedvatverwijdend 

Gevolg: Er ontstaat vlekkerige roodheid

Acethylcholine

Werking Bloedvatverwijdend 

Gevolg: Er ontstaat egale roodheid

Receptoren

• Tast
• Druk  (licht & zware druk)
• Pijn
• Koude
• Warmte 

Tast 

• Tastlichaampje van Meissner voor tast

Plaats:

Grensgebied opperhuid en papillenlaag

Druk

• Tastlichaampje van Vater - Pacini & Tastlichaampje van Golgi Mazzoni
• Tastlichaampjes van Merkel

Plaats:

Grensgebied lederhuid en onderhuid 

Pijn

• Pijnreceptoren

Plaats:

De vrije zenuwuiteinden van de receptoren liggen in de opperhuid = epidermis 

Koude

• Tastlichaampjes van Krause (koude)

Plaats: Papillenlaag

Als het lichaam het koud krijgt vernauwen de bloedvaten en de haarspiertjes en trekken de haren overeind. Er wordt minder zweet geproduceerd.

Warmte

• Lichaampjes van Ruffini

Plaats: Papillenlaag

Als het lichaam het warm krijgt verwijden de bloedvaten. Er wordt zweet uitgescheiden zodat de warmte weg kan.

Onderhuid 

• Bestaat uit een losmazig netwerk van elastinen en reticulinen = onderhuids bindweefsel

In het netwerk liggen:

• Lipocyten
• Bloed- en lymfevaten
• Zenuwen 

Functies onderhuid

• Veerkracht bieden aan de huid
• Bescherming
• Energievoorraad
• Opslagplaats voor o.a. vitamine ADEK
• Bepalend voor lichaamsvormen 

Bepalend voor de hoeveelheid vet ...

• Erfelijke factoren
• Hormonale factoren
• Voeding
• Leeftijd

De dikte van de onderhuid is persoons- en plaatsgebonden. 

Huidlagen van buiten naar binnen

• Hoornlaag (stratum corneum)
• Doorschijnende laag (stratum lucidum)

• Huid barrière

• Korrellaag (stratum granulosum)
• Stekelcellenlaag (stratum spinosum)
• Basaalcellenlaag (stratum cylindricum) 

• Basale membraan (via dit vlies vindt voeding van de basaalcellenlaag plaats)

• Papillenlaag (stratum papillaire)
• Netlaag (stratum reticulaire)

• Onderhuid

Zweetklieren 

• Buisvormig

• Exocrien = MET afvoerbuis

• Zweet is een exreet = afvalstof

• Zweetklier poriën zijn NIET zichtbaar

Functies zweetklieren

• Temperatuurregeling
• Uitscheiden van afvalstoffen (melkzuur, ureum, urinezuur)
• Belangrijk voor de vorming van de zuurmantel en de zuurgraad
• Medebepalend voor de N.M.F. = Natural Moisturizing Factor = vochtigheidsgraad 

Eccriene zweetklieren

Kleine zweetklieren

Plaats:

Gehele lichaam maar vooral handpalmen en voetzolen (reageren  sterk op emotionele prikkels)

Ze zijn NIET aan haar gebonden en spelen een grote rol bij de temperatuurregeling (vooral op de romp)

Staat onder invloed van het onwillekeurige = autonome = vegetatieve zenuwstelsel

Ze zijn al werkzaam vanaf de geboorte

Apocriene zweetklieren

Grote zweetklieren

Ze zijn vaak verbonden aan haar

Ze komen pas tot ontwikkeling in de puberteit

Adrenaline werkt activerend op deze klieren

Plaats:

Oksels, uitwendige geslachtsdelen, tepels, rand van oogleden

Samenstelling zweet

99% water met: 

• Keukenzout (NaCI)
• Afvalstoffen: ureum, urinezuur, melkzuur, amoniak

De sterke geur van zweet ontstaat door: 

• Zuurstoftekort
• Micro - organismen die een chemische reactie kunnen opwekken

Volgende les

• Formatieve toets huidlagen

Nieuwe les:

• Stofwisseling