Er + met = ermee
Wat doe je met die tablet? = Wat doe je ermee?
Er + naar = ernaar / ernaartoe
Wij luisteren naar het verhaal. = Wij luisteren ernaar.
Wij gaan naar het museum. = Wij gaan ernaartoe.
Er + rond = eromheen
Ik loop rond het gebouw. = Ik loop eromheen.