S.O. Stevigheid en beweging

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

S.O. 
Stevigheid en
beweging
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

S.O. 
Stevigheid en
beweging

Slide 1 - Tekstslide

Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Als je lijmstof uit een bot haalt, wordt het bot zacht en buigzaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de mens zit een rolgewricht.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Pezen kunnen zich samentrekken.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht.

A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan wordt de voet gestrekt.

A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

De borstkas beschermt je hart.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de tekeningen in de afbeelding .
Deze afbeelding hoort bij de volgende twee vragen

Slide 9 - Tekstslide

Welke stelling is juist of welke stellingen zijn juist?
Stelling 1: Weefsel 1 is te vinden in botten.
Stelling 2: Weefsel 2 is erg buigzaam.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zit er in de ruimte tussen de cellen in de afbeelding links en wat zit daar in de afbeelding rechts?


A
Links zit tussencelstof en rechts ook.
B
Alleen links zit tussencelstof.
C
Alleen rechts zit tussencelstof.

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitspraak over de wervelkolom is juist?


A
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
B
De wervelkolom heeft een dubbele C-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.
C
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de buikspieren.
D
De wervelkolom heeft een dubbele S-vorm die wordt ondersteund vanuit de rugspieren.

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke van deze beenverbindingen is de minste beweging mogelijk?
A
1
B
2
C
3

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de antagonist van de buigspier van het rechterbeen zich samentrekt?




A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich

Slide 14 - Quizvraag

In de afbeelding geeft tekening P een gedeelte van het geraamte van de mens weer.
Tekening Q is een vergrote doorsnede van een deel van tekening P.

Slide 15 - Tekstslide

Welk cijfer geeft in de afbeelding het heiligbeen aan?

Slide 16 - Open vraag

Hoe heet het deel van het skelet dat hier is afgebeeld?

Slide 17 - Open vraag

Welk type gewricht zit er tussen de vingerkootjes?

Slide 18 - Open vraag

Skelet van een hond, deze afbeelding hoort bij de volgende vraag

Slide 19 - Tekstslide

Noteer de juiste namen van deze nummers: 2, 3, 4, 10 en 15.

Slide 20 - Open vraag