Meestal staat de bijvoeglijke bijzin midden in de hoofdzin, maar als hij lang is, kun je hem beter vooraan of achteraan in de zin plaatsen:
Ik vertrouwde de jongen door wie mijn vriendin steeds gebeld werd, niet.Beter is:
De jongen door wie mijn vriendin steeds gebeld werd, vertrouwde ik niet.