Woordenschat H2/H3

Programma
1. Uitleg woordenschat H2: hyperbool, understatement, eufemisme

2. Discussies

3. Opdrachten maken: H2 woordenschat: startopdracht, 1, 2, 3 

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
1. Uitleg woordenschat H2: hyperbool, understatement, eufemisme

2. Discussies

3. Opdrachten maken: H2 woordenschat: startopdracht, 1, 2, 3 

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H2
hyperbool, understatement en eufemisme

Slide 2 - Tekstslide

Overzicht
H1: herhaling, tegenstelling, opsomming
H2: hyperbool, understatement, eufemisme

Slide 3 - Tekstslide

Het duurde tien jaar, voordat je eindelijk
eens terugbelde.

Slide 4 - Tekstslide


Met de opbrengst van de verkoop van zijn goedlopende schoonmaakbedrijf heeft mijn vader een aardig optrekje op Mallorca kunnen kopen.

Slide 5 - Tekstslide

Daar kan hij echt niks aan doen:
hij is niet helemaal 100 procent.

Slide 6 - Tekstslide

Hyperbool
Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.
 
Je zegt: We hebben ons kapot gelachen 
Je bedoelt: We hebben enorm gelachen.

Slide 7 - Tekstslide

Understatement
Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot, belangrijk enz. is dan in werkelijkheid.

 Je zegt: Lieke Martens kan wel een aardig balletje trappen
Je bedoelt: Zij is een geweldige voetbalster.

Slide 8 - Tekstslide

Eufemisme
Als je een eufemisme gebruikt, zeg je iets zo dat het als minder erg of hard overkomt. Dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst.
 
Je zegt: Hij gaat creatief om met de waarheid
Je bedoelt: Hij liegt.

Slide 9 - Tekstslide

Nu
- Theorie lezen: blz. 56
- Opdrachten maken:
startopdracht, 1, 2, 3 (blz. 56)
- Klaar? Lezen of werken voor een
ander vak.

Slide 10 - Tekstslide