In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
WELKOM!
27-01-2023
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
lidwoorden
quiz
toets bespreken thema 4
toets
DISK thema 6
Slide 2 - Tekstslide
De-woorden
1. Woorden voor personen, bergen of rivieren
de moeder, de kok, de opa, de Rijn, de Kilimanjaro…
2. Woorden die in het meervoud staan
de huizen, de bomen, de kinderen…
3. Woorden voor vruchten of bomen
de appel, de peer, de eik, de kastanje…
4. Letters en cijfers
de negende, de vijf, de a, de b...
Slide 3 - Tekstslide
Het-woorden
1. Alle verkleinwoorden
het boompje, het hutje, het meisje, het kettinkje...
2. Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel en -um
het toerisme, het amusement, het zonnestelsel, het centrum…
3. Woorden (twee of meer lettergrepen) die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-
het begin, het gebruik, het verhaal, het ontbijt...
4. Namen van talen, metalen en windrichtingen
het Nederlands, het Duits, het goud, het ijzer, het oosten, het zuidwesten...
Slide 4 - Tekstslide
Quiz...
Deze lidwoorden kun je weten als je de regels volgt...
Slide 5 - Tekstslide
Vul het goede lidwoord in..... meisje
A
De
B
Het
Slide 6 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... appel
A
De
B
Het
Slide 7 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... bericht
A
De
B
Het
Slide 8 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... dokter
A
De
B
Het
Slide 9 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... deksel
A
De
B
Het
Slide 10 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... huisje
A
De
B
Het
Slide 11 - Quizvraag
Vul het goede lidwoord in..... Nijl
A
De
B
Het
Slide 12 - Quizvraag
Leren?
Als je een woord leert, leer dan 'de' of 'het' erbij
Leer dus:
de bloem
het huis
de auto
het boek
Slide 13 - Tekstslide
'een'
'een' is een lidwoord dat je kunt gebruiken voor alle woorden
Je gebruikt het als je iets in het algemeen wilt zeggen
De stoel is zwart. (de stoel waar ik naar kijk of wijs)
Pak een zwarte stoel. (er zijn meer zwarte stoelen, je mag er 1 kiezen, het maakt niet uit welke)
Slide 14 - Tekstslide
'een'
Ik zie een bruine vogel.
De nadruk is op wat zie je?
Ik zie de bruine vogel.
De nadruk is op de vogel. Iemand anders praat over de bruine vogel. Jij zegt dat jij die bruine vogel ziet.
Slide 15 - Tekstslide
Zinnen maken
In het Nederlands gebruiken we veel lidwoorden.
Je gebruikt altijd een lidwoord als je over een woord in het enkelvoud praat. Je mag ook een ander woord gebruiken (mijn, jouw, zijn, haar, veel, weinig, genoeg...)
Ik zie een witte kat. De kat ligt te slapen. Het is mijn kat.
Slide 16 - Tekstslide
Zinnen maken
Als je over een woord praat dat in het meervoud staat, dan gebruik je geen 'een'. Ook niet als je in het algemeen praat.
Er vliegen vogels in de lucht.
In het park staan banken.
Ik zie witte katten. De katten liggen te slapen. Het zijn mijn katten.
Slide 17 - Tekstslide
Zinnen maken
Praat je over een woord dat je niet kunt tellen, dan gebruik je ook geen 'een'.
Ik wil graag water drinken.
Ik doe nieuw zand in de tuin.
Ik heb zwarte koffie. In de koffie is geen melk en geen suiker. Ik drink mijn koffie graag zwart.
Slide 18 - Tekstslide
Welke zin is goed?
A
Het huis staat in straat.
B
Huis staat in straat.
C
Huis staat in de straat.
D
Het huis staat in de straat.
Slide 19 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
In het huis staat bank.
B
In het huis staat een bank.
C
In huis staat een bank.
D
In het huis staat bank.
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
In de tuin zijn de bloemen.
B
In de tuin zijn een bloemen.
C
In de tuin zijn bloemen.
D
In tuin zijn bloemen.
Slide 21 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Auto staat in de garage.
B
Mijn auto staat in garage.
C
Auto staat in garage.
D
Mijn auto staat in de garage.
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin is goed?
A
Ik doe een suiker in de koffie.
B
Ik doe suiker in koffie.
C
Ik doe suiker in de koffie.
D
Ik doe de suiker in koffie.
Slide 23 - Quizvraag
Samenvatting
Leer woorden samen met het lidwoord.
Gebruik 'een' alleen met telbare enkelvoudige woorden.
Gebruik 'de' of 'het' als je over iets specifieks praat.
Gebruik 'een' of niks als je over iets algemeens praat.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.