Lidwoorden

De lidwoorden
Thema Vriendschap
A1-A2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute n1Leerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De lidwoorden
Thema Vriendschap
A1-A2

Slide 1 - Tekstslide

🎯 Lesdoel:
Vandaag leer je hoe je
de en het 
goed gebruikt met hulp van verschillende regels.


Slide 2 - Tekstslide

Schrijf een 'de' en een 'het' woord
op van dit thema

Slide 3 - Woordweb

Lidwoorden
Alle zelfstandige naamwoorden hebben een lidwoord

Of je 'de' of 'het' moet kiezen, moet je leren

Je kunt ook in het woordenboek kijken

Er zijn een paar regels

Slide 4 - Tekstslide

De-woorden
1. Woorden voor personen, bergen of rivieren
     de moeder, de vriend, de fan, de Rijn, de Kilimanjaro…
2. Woorden die in het meervoud staan
     de huizen, de bomen, de kinderen…
3. Woorden voor vruchten of bomen
     de appel, de peer, de eik, de kastanje…
4. Letters en cijfers
     de negende, de vijf, de a, de b...                                                 

Slide 5 - Tekstslide

Het-woorden
1. Alle verkleinwoorden                                                                          
     het boompje, het hutje, het meisje, het kettinkje...
2. Woorden die eindigen op -isme, -ment, -sel en -um
     het toerisme, het amusement, het zonnestelsel, het centrum…
3. Woorden (twee of meer lettergrepen) die beginnen met be-, ge-, ver-, ont- 
     het bezoek, het geboorteland, het verslag, het onbegrip... 
4. Namen van talen, metalen en windrichtingen
   het Nederlands, het Duits, het goud, het ijzer, het oosten, het zuidwesten...
                                                                                                                   

Slide 6 - Tekstslide

Leren?
Als je een woord leert, leer dan 'de' of 'het' erbij

Leer dus:
de taal
het spel
de activiteit
het begrip
Tip
Gebruik de 'De Het' app.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen!

Slide 8 - Tekstslide

De
Het
moeder
toerisme
meisje
appels
goud

Slide 9 - Sleepvraag

vriend
A
de
B
het

Slide 10 - Quizvraag

jongetje
A
de
B
het

Slide 11 - Quizvraag

speler
A
de
B
het

Slide 12 - Quizvraag

zeven
A
de
B
het

Slide 13 - Quizvraag

activiteiten
A
de
B
het

Slide 14 - Quizvraag

bezoek
A
de
B
het

Slide 15 - Quizvraag

Oosten
A
de
B
het

Slide 16 - Quizvraag

Nijl
A
de
B
het

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht
Maak 5 zinnen met een de-woord en 5 zinnen met een het-woord. 
Gebruik de woorden uit de woordenlijst!

Slide 18 - Tekstslide

Ik weet wanneer ik 'de'en 'het' moet gebruiken met behulp van de regels.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

'een'
'een' is een lidwoord dat je kunt gebruiken voor alle woorden
Je gebruikt het als je iets in het algemeen wilt zeggen

De stoel is zwart. (de stoel waar ik naar kijk of wijs)
Pak een zwarte stoel. (er zijn meer zwarte stoelen, je mag er 1 kiezen, het maakt niet uit welke)

Slide 20 - Tekstslide

'een'
Ik zie een bruine vogel.
De nadruk is op wat zie je?

Ik zie de bruine vogel.
De nadruk is op de vogel. 
Iemand anders praat over de bruine vogel. 
Jij zegt dat jij die bruine vogel ziet.

Slide 21 - Tekstslide

Zinnen maken
In het Nederlands gebruiken we veel lidwoorden.
Je gebruikt altijd een lidwoord als je over een woord in het enkelvoud praat. Je mag ook een ander woord gebruiken (mijn, jouw, zijn, haar, veel, weinig, genoeg...)

Ik zie een witte kat. De kat ligt te slapen. Het is mijn kat.

Slide 22 - Tekstslide

Zinnen maken
Als je over een woord praat dat in het meervoud staat, dan gebruik je geen 'een'. Ook niet als je in het algemeen praat.

Er vliegen vogels in de lucht. 
In het park staan banken.
Ik zie witte katten. De katten liggen te slapen. Het zijn mijn katten.

Slide 23 - Tekstslide