Week 1 Inleiding strafrecht

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denken jullie aan bij het strafrecht?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Indexstickers zijn kleine tabblaadjes die je bij de wetten kunt plakken. Deze mogen niet beschreven zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen met een aantal wetsartikelen. 
Zijn dit strafbepalingen of niet? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

art. 321 Sr
Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 289 Sr
Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 1 Gw
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 5:5 BW
Hij die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt, is verplicht
:a. met bekwame spoed overeenkomstig lid 2, eerste zin, van de vondst aangifte te doen, tenzij hij terstond na de vondst daarvan mededeling heeft gedaan aan degene die hij als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd mocht beschouwen;
b. met bekwame spoed tevens overeenkomstig lid 2, tweede zin, mededeling van de vondst te doen, indien deze is gedaan in een woning, een gebouw of een vervoermiddel, tenzij hij krachtens het bepaalde onder a, slot ook niet tot aangifte verplicht was;
c. de zaak in bewaring te geven aan de gemeente die dit vordert.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 27 Sv
Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit of de volgende bepalingen tot het materieel of formeel strafrecht behoren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Art. 27 Sv
Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
A
Materieel
B
Formeel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

art. 321 Sr
Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.

A
Materieel
B
Formeel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 52 Sv
Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.

A
Materieel
B
Formeel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak art. 1 Sr erbij!
Op 1 mei pleegt een man een bankoverval waarbij twee bankbedienden zwaar gewond raken. Op 15 mei wordt de maximumstraf voor dit misdrijf met twee jaar verhoogd. De man wordt op 15 augustus berecht. Welk strafmaximum moet de rechter op de man toepassen?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op 1 juni pleegt een vrouw een zedendelict. Op 15 juni wordt de maximumstraf voor dit misdrijf met twee jaar verlaagd. De vrouw wordt op 15 juli berecht. Welk strafmaximum moet de rechter op de vrouw toepassen?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies