In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Waar denken jullie aan bij het strafrecht?
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Even oefenen met een aantal wetsartikelen.
Zijn dit strafbepalingen of niet?
Slide 8 - Tekstslide
art. 321 Sr Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
art. 289 Sr Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
art. 1 Gw Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
art. 5:5 BW Hij die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt, is verplicht :a. met bekwame spoed overeenkomstig lid 2, eerste zin, van de vondst aangifte te doen, tenzij hij terstond na de vondst daarvan mededeling heeft gedaan aan degene die hij als eigenaar of als tot ontvangst bevoegd mocht beschouwen; b. met bekwame spoed tevens overeenkomstig lid 2, tweede zin, mededeling van de vondst te doen, indien deze is gedaan in een woning, een gebouw of een vervoermiddel, tenzij hij krachtens het bepaalde onder a, slot ook niet tot aangifte verplicht was; c. de zaak in bewaring te geven aan de gemeente die dit vordert.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
art. 27 Sv Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Leg uit of de volgende bepalingen tot het materieel of formeel strafrecht behoren
Slide 15 - Tekstslide
Art. 27 Sv Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
A
Materieel
B
Formeel
Slide 16 - Quizvraag
art. 321 Sr Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.
A
Materieel
B
Formeel
Slide 17 - Quizvraag
Art. 52 Sv Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.
A
Materieel
B
Formeel
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Pak art. 1 Sr erbij! Op 1 mei pleegt een man een bankoverval waarbij twee bankbedienden zwaar gewond raken. Op 15 mei wordt de maximumstraf voor dit misdrijf met twee jaar verhoogd. De man wordt op 15 augustus berecht. Welk strafmaximum moet de rechter op de man toepassen?
Slide 20 - Open vraag
Op 1 juni pleegt een vrouw een zedendelict. Op 15 juni wordt de maximumstraf voor dit misdrijf met twee jaar verlaagd. De vrouw wordt op 15 juli berecht. Welk strafmaximum moet de rechter op de vrouw toepassen?