Communicatie 9 bronvermelding

Communicatie 9 bronvermelding
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 9 bronvermelding

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Controleren + nakijken huiswerk
20 min
-Herhalen gesprekken
10 min
-Bronvermelding
25 min
-Zelfstandig oefenen

20 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Ik weet waarom bronvermelding belangrijk is en hoe ik bronnen correct vermeld.
  • Ik kan van een bron bepalen hoe ik die moet vermelden in een bibliografie. 
  • Ik kan in een tekst foute bronvermeldingen verbeteren. 
  • Ik kan zelf een tekst schrijven met correcte bronvermelding en bibliografie. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van afgelopen les. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een formeel en een informeel gesprek?

Slide 5 - Woordweb

Gesprek
Dialoog --> gesprek, tweerichtingsverkeer. 
Aandacht --> echt luisteren, vragen stellen en inleven. 
Gemeenschappelijke onderwerpen --> onderwerpen waar je beiden over kunt praten. 
Goede voorbereiding --> bij een formeel gesprek dien je vooraf het doel te bepalen en je voor te bereiden. 

Slide 6 - Tekstslide

Waar let je op bij bronnenonderzoek?

Slide 7 - Open vraag

Bronnenonderzoek
Relevantie --> welke bron kan je wel gebruiken en welke niet.
Betrouwbaar --> is het waar wat er staat, is het geschreven door iemand met verstand.
Gezaghebbende organisatie --> een organisatie door een belanghebbende.
Deskundig --> heeft de auteur verstand van het onderwerp.
Actueel --> een huidige of verouderde bron. 
Volledig --> als al het nodige aanwezig is. 
Belang --> hebben auteurs de tekst geschreven met een doel. 
Tekstdoel --> het doel van de tekst. 
Genuanceerd --> houdt zijn eigen mening voor zich.
Bibliografie --> bronnenlijst. 
Sneeuwbalmethode --> als je bron leidt naar een nieuwe bron. 

Slide 8 - Tekstslide

Bronvermelding
Blz 70-71
Plagiaat --> wanneer je informatie uit andere bronnen gebruikt, zonder het te vermelden. 
Repliceren --> wanneer een andere onderzoeker hetzelfde onderzoek doet en dus hetzelfde resultaat krijgt. 
Parafraseren --> in eigen woorden samenvatten. 
Citeren --> letterlijk uit de tekst overnemen. 
Bibliografie --> literatuurlijst, lijst met al je gebruikte bronnen. 
Verwijssysteem --> manier om een bron te vermelden. 

Slide 9 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om je bronnen te vermelden?

Slide 10 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen parafraseren en citeren.

Slide 11 - Open vraag

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 9 opdracht 6, 7, 8, 12, 13 en 19. 
Hoe?
Oefenboek blz 62-65.
Handboek blz 70-71.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende les, zie Magister. 

Slide 12 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet waarom bronvermelding belangrijk is en hoe ik bronnen correct vermeld.


Ik kan van een bron bepalen hoe ik die moet vermelden in een bibliografie. 
Ik kan in een tekst foute bronvermeldingen verbeteren. 
Ik kan zelf een tekst schrijven met correcte bronvermelding en bibliografie. 

Slide 13 - Sleepvraag