Achtervoegsels

1 / 20
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Ken je de voorvoegsels nog?

Slide 2 - Tekstslide

Antinononmiswanherexminiinter

Slide 3 - Tekstslide

We gaan een spelletje doen!
• De docent plakt bij iedereen een blaadje op de rug.
• Op het blaadje staat een deel van een woord.
• Je zoekt de persoon op met wie je een goed woord kunt maken.

Slide 4 - Tekstslide

Waar ging het spelletje over?

Slide 5 - Tekstslide

Achtervoegsels!
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.
Bijvoorbeeld: Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.
Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 6 - Tekstslide

Veel voorkomende achtervoegsels zijn:
-aar, -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijks

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord kan je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -heid zetten?
A
verminder
B
bak
C
werk
D
werkelijk

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -baar zetten?
A
aai
B
begrip
C
lui
D
werkelijk

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord kan je voor -vol zetten?
A
minder
B
meer
C
overblijf
D
begrip

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we stukken van een woord die je achter verschillende woorden kunt plakken?
A
voorvoegsels
B
voegwoorden
C
tussenvoegsels
D
achtervoegsels

Slide 14 - Quizvraag

Oefening
Welk woord met een achtervoegsel past bij de volgende woordbetekenissen?

Slide 15 - Tekstslide


zonder waarde

Slide 16 - Open vraag

elke week

Slide 17 - Open vraag

je kunt ze wassen

Slide 18 - Open vraag

met veel humor

Slide 19 - Open vraag

geen gevoel

Slide 20 - Open vraag