H4 Krachten, les 3 4havo, 12-1-2021

Planning les 12-1-2021 over 4.2 en 4.3
  • bespreken HW-opgaven 21, 22, 26a en b
  • uitleg omgekeerde parallellogrammethode
  • toepassen in evenwichtssituaties
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning les 12-1-2021 over 4.2 en 4.3
  • bespreken HW-opgaven 21, 22, 26a en b
  • uitleg omgekeerde parallellogrammethode
  • toepassen in evenwichtssituaties

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les
  • kunnen jullie met veerkracht in verschillende situaties werken
  • kunnen jullie de parallellogrammethode gebruiken om twee krachten bij elkaar op te tellen
  • kunnen jullie de omgekeerde parallellogrammethode toepassen 

Slide 2 - Tekstslide

Opgave 21
a) De kogel hangt stil: Fnetto  = 0 --> Fz = Fveer --> m = Fveer/g = 0,47 kg
b) Tweede wet van Newton: Fnetto = m x a; Fnetto = 0,47 x 2,0 = 0,94 N

c) De versnelling is naar boven, dus Fnetto is ook naar boven.

Welke krachten werken er op de kogel die voor die nettokracht zorgen? En welke richting hebben die krachten? Vul dat in op de volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

Welke krachten werken op de kogel die zorgen voor de nettokracht? Geef bij iedere kracht ook de richting aan (naar boven of naar beneden)

Slide 4 - Open vraag

Opgave 21c

Fz naar beneden en Fveer naar boven. Dus Fnetto = Fveer - Fz
Fveer = Fnetto + Fz = 0,94 + 4,6 = 5,54 N = 5,5 N

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 22
Als Klaas stil staat op de trampoline is de trampoline 40 cm ingeveerd. Hoe groot is de nettokracht op Klaas nu?
Vul dit in op de volgende slide

Slide 6 - Tekstslide

Vraag: Hoe groot is de nettokracht op Klaas als de trampoline 40 cm is ingeveerd?

Slide 7 - Open vraag

Welke krachten werken dan op Klaas? Wat kunnen we over de grootte van die krachten zeggen?

Slide 8 - Open vraag

Opgave 22
Als de trampoline op zijn diepste punt is (80 cm ingeveerd) is: 
  • veerkracht naar boven  en de zwaartekracht naar beneden;
  • veerkracht groter dan bij 40 cm, dus groter dan de zwaartekracht 
  • de nettokracht is dus naar boven.

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 22
Andersom: 
Je weet dat Klaas daarna naar boven zal gaan; dus de nettokracht zal naar boven zijn --> dan moet de veerkracht naar boven groter zijn dan de zwaartekracht naar beneden

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 26a: A

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 26a en b: B
Krachtenschaal bepalen met behulp van de schuine kracht:
2,3 cm = 66 N --> 1,0 cm = 28,7 N

horizontale kracht = 1 cm = 29 N

verticale kracht = 2,1 cm = 2,1 x 28,7 = 60 N



Slide 12 - Tekstslide

Opgave 26a en b: B
De drie krachten vormen een rechthoekige driehoek.
Dus we mogen Pythagoras gebruiken:


schuine zijde = 
292+602=4441

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu opgave 28a en b en lever een foto van je uitwerking in

Slide 14 - Open vraag

32a en b Krachten verschuiven langs de werklijn

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Oefening
Teken in je schrift een assenstelsel. Teken in dit assenstelsel een kracht van 4,0 N (schaal 1 cm = 1,0 N) onder een hoek van 30 graden met de x-s. Ontbind die kracht in een horizontale kracht en een verticale kracht. Lever de foto hiervan op de volgende slide in als ik het zeg.

Slide 17 - Tekstslide

Lever hier je uitwerking van de oefenopgave in

Slide 18 - Open vraag

Uitwerking extra opgave

Slide 19 - Tekstslide

Doel bereikt?
  • Kan je met veerkracht in verschillende situaties werken?
  • Kan je de parallellogrammethode gebruiken om twee krachten bij elkaar op te tellen?
  • Weet je hoe de omgekeerde parallellogrammethode werkt?

Slide 20 - Tekstslide

Welke doelen heb je bereikt?
A
Kan je met veerkracht in verschillende situaties werken
B
Kan je de parallellogrammethode gebruiken om twee krachten bij elkaar op te tellen
C
Weet je hoe de omgekeerde parallellogrammethode werkt?

Slide 21 - Quizvraag