Hebban olla vogala nestas hagunnan, hinase hic enda thu. Wat unbidan we nu?
De eerste Nederlandse zin, omstreeks 1100. Ontdekt in 1932. Geschreven door een monnik die, voordat hij verder ging met het kopiëren van Latijnse teksten, even zijn ganzenveer uitprobeerde.
Welk gevoel drukt deze dichtregel uit? (liefdesverdriet, verliefdheid, verlangen, teleurstelling).
Deze regel is opgenomen in de Canon van Nederland. Dat betekent dat het een van de vijftig hoogtepunten uit de Nederlandse cultuur is. Waarom, denk je?
Hoe kan je aan het taalgebruik zien dat het uit het Oudnederlands komt?