7.3: Stad of platteland?

7.3 Stad of platteland?






Klas 1 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.3 Stad of platteland?






Klas 1 

Slide 1 - Tekstslide

7.3 Stad of platteland? (deel 1)






Klas 1 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kunnen jullie
  1. Kenmerken noemen van een      landelijk gebied.
  2.  Verschillen benoemen tussen stad en platteland.
  3.  De begrippen agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied onderscheiden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken
van het platteland/landelijk gebied?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van het platteland
  • weinig bebouwing 
  • veel open ruimte
  • veel ruimte voor landbouw, natuur en recreatie 
  • weinig voorzieningen: een supermarkt, bakker en slag wel, maar een H&M of een Only is er niet 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Voorziening in de stad
Voorziening op het platteland

Slide 9 - Sleepvraag

Uitleg: aantekeningen
  • Begrippen die centraal staan: (Sub) urbanisatie, agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied

Slide 10 - Tekstslide

Verstedelijking
  • In Nederland woont 74% van de mensen in de stad... maar dat was niet altijd zo. Rond 1900 was dit nog rond de 10-15%.
  • Verstedelijking = Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont. Heet ook urbanisatie.
  • De stad is dus flink gegroeid de afgelopen 100 jaar

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Als mensen verhuizen, noemen we dat migratie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verstedelijking rond Utrecht

  • Groei van kleinere dorpjes (voorsteden)  rondom Utrecht door suburbanisatie

Slide 15 - Tekstslide

Suburbanisatie
  • De mensen gingen voornamelijk wonen op het platteland rondom de stad. Dit noemen we suburbanisatie
  • Suburb = voorstad

  • In de grote stad zelf daalde het aantal bewoners hierdoor.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
1, 3
4 en 5 atlas opdracht -> maak in de klas
Afsluiten: 4 quizvragen

Slide 19 - Tekstslide

Verhuizen van de ene woonplaats naar de andere woonplaats heet...
A
Urbanisatie
B
Migratie
C
Agglomeratie
D
Suburbanisatie

Slide 20 - Quizvraag

Een gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte noem je...
A
Stad
B
Verstedelijking
C
Landelijk gebied
D
Agglomeratie

Slide 21 - Quizvraag

Een kenmerk van een landelijk gebied is...
A
Er zijn veel voorzieningen
B
Verstedelijking
C
Agglomeratie
D
Er zijn weinig voorzieningen

Slide 22 - Quizvraag

De groei van dorpen dichtbij de stad door migratie vanuit een stad noem je?
A
Suburbanisatie
B
Urbanisatie
C
Stadsgewest
D
Randstad

Slide 23 - Quizvraag

Vandaag
1 en 3 bespreken
Atlas opdrachten 4 en 5?
Uitleg
 De begrippen agglomeratie, stadsgewest en stedelijk gebied onderscheiden.
Filmpje en quiz

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Agglomeratie
  • De dorpen en voorsteden rondom de stad en de stad zelf groeiden aan elkaar vast. Hierdoor ontstond een groot bebouwd gebied

  • We noemen dit een agglomeratie

Slide 28 - Tekstslide

Stadsgewest & Stedelijk gebied

  • Door deze groei van de stad is er een stadsgewest ontstaan = stad met voorsteden/dorpen eromheen die onderling veel contact hebben


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

  • De stadsgewesten in Nederland liggen vaak dicht bij elkaar. Er zit weinig open ruimte tussen.
  • Hierdoor is er een stedelijk gebied ontstaan

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Stedelijk gebied
Een gebied waarin allemaal steden zitten die aan elkaar vastgegroeid zijn. 

Voorbeeld: De Randstad
Bestaat uit: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en alle dorpen en steden die ertussen liggen. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Controle of we 
het begrepen hebben...

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 
Je maakt 2 lijstjes in notities.
Lijstje 1: Voordelen van de stad en nadelen van de stad
Lijstje 2: Voordelen van het platteland en nadelen van het platteland. 

  • Maak gebruik van het leerboek en je aantekeningen
  • 5 minuten


Slide 38 - Tekstslide

Aan de slag!
Huiswerk: Paragraaf 3 af
Laatste 10 minuten -> filmpje
afsluitende quizvragen

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Een stad met daaraan vastgegroeide dorpen en voorsteden noem je?
A
Een stadsgewest
B
Een agglomeratie
C
De centrale stad
D
Een stedelijk gebied

Slide 41 - Quizvraag

Hoe noem je de belangrijkste stad van het stadsgewest?
A
De randstad
B
De centrale stad
C
Het stedelijk gebied
D
Re-urbanisatie

Slide 42 - Quizvraag

Een stad met voorsteden eromheen die onderling veel contact met elkaar hebben noem je?
A
Stadsgewest
B
Stedelijk gebied
C
Agglomeratie
D
Randstad

Slide 43 - Quizvraag

Als stadsgewesten (bijna) aan elkaar vastgegroeid zijn noem je dat?
A
Agglomeratie
B
Landelijk gebied
C
Een stedelijk gebied
D
De Randstad

Slide 44 - Quizvraag

Hoe noem je Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht samen?
A
Stadsgewest
B
De Randstad
C
Agglomeratie
D
Het Groene hart

Slide 45 - Quizvraag

Verzorgingsgebieden
Stedelijke voorzieningen: vind je niet in kleine plaatsen, maar alleen in de stad.

Verzorgingsgebied: het gebied rondom een stad dat is aangewezen op de stedelijke voorzieningen in die stad.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video