Over economische grenzen

8.1 Nederland Handelsland
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.1 Nederland Handelsland

Slide 1 - Tekstslide

Over economische grenzen
1. Nederland Handelsland     25 mei
2. Nederland en de EU   (8 juni)
3. Vrijhandel of niet?  (8 juni)
4. Herhaling (22 juni)
Klik op link

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert: 
1. Waarom er handel is met het buitenland
2. Waarom de buitenlandse handel belangrijk is voor Nederland
3. Wat een betalingsbalans is
Je oefent:
1. in- en uitvoerwaarde berekenen
2. importquote en exportquote berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer voel jij je inwoner van de EU?

Slide 4 - Woordweb

Weet jij welke producten Nederland produceert en verkoopt aan het buitenland?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Nederland is een handelsland
We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.

We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland.
De import van goederen en diensten kost ons geld. Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Redenen om te importeren
  • producten buitenland goedkoper gemaakt kunnen worden
  • als buitenlandse producten een betere kwaliteit hebben
  • als bepaalde grondstoffen niet /weinig voorkomen in NL
  • als we bepaalde landbouwgewassen niet kunnen verbouwen omdat ons klimaat er niet geschikt voor is
  • omdat Nederlandse consumenten de keuze willen hebben tussen verschillende producten en merken

Slide 10 - Tekstslide

Wederuitvoer
"goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland"
De ingevoerde producten zijn dan maar kort in Nederland

                                  

                                      haven Rotterdam

Slide 11 - Tekstslide

Uitvoerwaarde
Uitvoerwaarde is het bedrag dat we in totaal met de export verdienen.

Uitvoerwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

 Bijvoorbeeld: Nederland verkoopt 2 miljoen kazen voor € 35 euro per stuk =  2.000.000 x € 35= € 70.000.000

Slide 12 - Tekstslide

Invoerwaarde
Invoerwaarde is wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten

Invoerwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Voorbeeld: Nederland koopt 400 miljoen liter wijn in voor € 2,- per liter = 400.000.000 x € 2 = € 800.000.000

Slide 13 - Tekstslide

Betalingsbalans
Overzicht van de totale uitvoerwaarde (ontvangsten van het buitenland) en de totale invoerwaarde (uitgaven aan het buitenland)

Slide 14 - Tekstslide

Internationale handel belangrijk?
Als je wil bepalen hoe belangrijk de internationale handel is voor ons land dan vergelijk je de invoerwaarde of de uitvoerwaarde met het nationaal inkomen.

Nationaal inkomen = het inkomen van alle inwoners van Nederland bij elkaar opgeteld

Slide 15 - Tekstslide

Importquote
importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we importeren/invoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale invoer is 
485 miljard euro. 
Dan is de importquote = 485 miljard : 680 miljard x 100% = 71,3 %

Slide 16 - Tekstslide

Exportquote
exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we exporteren/uitvoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale uitvoer is
540 miljard euro.
Dan is de exportquote = 540 miljard : 680 miljard x 100% = 79,4 %

Slide 17 - Tekstslide

Nu jij!
Het nationaal inkomen in een land is 560 miljard. De totale uitvoerwaarde bedraagt € 400 miljard en de totale invoerwaarde € 310 miljard. 

Bereken de importquote en de exportquote

Slide 18 - Tekstslide

Wat zegt een import- of exportquote nou eigenlijk?
Aan de quotes kun je zien of internationale handel belangrijk is voor een land. Nederland heeft een hoge importquote en een hoge exportquote. Dit noem je ook wel een OPEN ECONOMIE

Landen die weinig invoeren en uitvoeren ten opzichte van hun nationaal inkomen hebben meer een GESLOTEN ECONOMIE

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk  8 juni
Maak de vragen van hoofdstuk 8.1
+

Rekenvragen 1 t/m 5 van bladzijde 242

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Weet je het nog?
1. Waarom is er handel met het buitenland? 
2. Waarom is buitenlandse handel belangrijk voor Nederland?
3. Wat is een betalingsbalans ?

Slide 21 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?
klik op de link voor de vragenlijst of scan de QR code

Slide 22 - Tekstslide

Volgende les
Nederland en de EU
Wat weet jij daar eigenlijk al van?




Benieuwd? lees alvast 8.2

Slide 23 - Tekstslide

Herhaling
Hoofdstuk 8

Slide 24 - Tekstslide

Nederland is een handelsland
We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.

We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland.
De import van goederen en diensten kost ons geld. Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export.



Slide 25 - Tekstslide

Bij import verlaten de goederen het land en komt het geld het land binnen
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn redenen om te importeren?

Slide 29 - Open vraag

Redenen om te importeren
  • producten buitenland goedkoper gemaakt kunnen worden
  • als buitenlandse producten een betere kwaliteit hebben
  • als bepaalde grondstoffen niet /weinig voorkomen in NL
  • als we bepaalde landbouwgewassen niet kunnen verbouwen omdat ons klimaat er niet geschikt voor is
  • omdat Nederlandse consumenten de keuze willen hebben tussen verschillende producten en merken

Slide 30 - Tekstslide

Wat is wederuitvoer?
A
goederen aan een ander land verkopen
B
goederen importeren en dan doorverkopen aan het buitenland
C
Een protectiemaatregel om import tegen te gaan
D
Goederen verkopen aan het buitenland die in Nederland gemaakt zijn

Slide 31 - Quizvraag

Wederuitvoer
"goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland"
De ingevoerde producten zijn dan maar kort in Nederland

                                  

                                      haven Rotterdam

Slide 32 - Tekstslide

Nederland verkoopt 80 miljard bossen tulpen voor € 2,00 per bos. Wat is de uitvoerwaarde?

Slide 33 - Open vraag

Uitvoerwaarde
Uitvoerwaarde is het bedrag dat we in totaal met de export verdienen.

Uitvoerwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

 Bijvoorbeeld: Nederland verkoopt 2 miljoen kazen voor € 35 euro per stuk =  2.000.000 x € 35= € 70.000.000

Slide 34 - Tekstslide

Invoerwaarde
Invoerwaarde is wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten

Invoerwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Voorbeeld: Nederland koopt 400 miljoen liter wijn in voor € 2,- per liter = 400.000.000 x € 2 = € 800.000.000

Slide 35 - Tekstslide

Peru heeft een importwaarde van € 3 miljard dollar en een uitvoerwaarde van € 1,8 miljard dollar. De betalingsbalans heeft
A
een tekort
B
een overschot
C
is in evenwicht

Slide 36 - Quizvraag

Betalingsbalans
Overzicht van de totale uitvoerwaarde (ontvangsten van het buitenland) en de totale invoerwaarde (uitgaven aan het buitenland)

Slide 37 - Tekstslide

Internationale handel belangrijk?
Als je wil bepalen hoe belangrijk de internationale handel is voor ons land dan vergelijk je de invoerwaarde of de uitvoerwaarde met het nationaal inkomen.

Nationaal inkomen = het inkomen van alle inwoners van Nederland bij elkaar opgeteld

Slide 38 - Tekstslide

Nederland heeft een invoerwaarde van 650 miljard euro. het nationaal inkomen in NL is € 890 miljard. bereken de importquote

Slide 39 - Open vraag

Importquote
importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we importeren/invoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale invoer is 
485 miljard euro. 
Dan is de importquote = 485 miljard : 680 miljard x 100% = 71,3 %

Slide 40 - Tekstslide

Nederland heeft een uitvoerwaarde van 750 miljard euro. het nationaal inkomen in NL is € 890 miljard. bereken de exportquote

Slide 41 - Open vraag

Exportquote
exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%

we kijken dus hoeveel % is alles wat we exporteren/uitvoeren van ons nationaal inkomen

Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale uitvoer is
540 miljard euro.
Dan is de exportquote = 540 miljard : 680 miljard x 100% = 79,4 %

Slide 42 - Tekstslide

Wat zegt een import- of exportquote nou eigenlijk?
Aan de quotes kun je zien of internationale handel belangrijk is voor een land. Nederland heeft een hoge importquote en een hoge exportquote. Dit noem je ook wel een OPEN ECONOMIE

Landen die weinig invoeren en uitvoeren ten opzichte van hun nationaal inkomen hebben meer een GESLOTEN ECONOMIE

Slide 43 - Tekstslide

Protectiemaatregelen (of protectionisme of handelsbelemmeringen) zijn maatregelen die de EU neemt om de productie en werkgelegenheid van bedrijven in de EU te beschermen tegen concurrentie van buitenaf.​


Het tegenovergestelde van protectionisme is vrijhandel.
Protectiemaatregelen

Slide 44 - Tekstslide

Noem 2 voorbeelden van protectiemaatregelen.

Slide 45 - Open vraag

Protectiemaatregelen

Slide 46 - Tekstslide

Wat is vrijhandel?

Slide 47 - Open vraag

Vrijhandel
Veel mensen zijn voorstander van wereldwijde vrijhandel omdat zij verwachten dat door vrijhandel de welvaart overal kan toenemen.​
Daarom proberen landen afspraken te maken over het afschaffen van protectiemaatregelen.

(vrijhandel is dus het tegenovergestelde van protectie)

Slide 48 - Tekstslide

Nederland importeert per jaar 3,8 miljoen kilo aan bananen. Deze bananen kosten € 1,12 per kilo. Bereken de invoerwaarde

Slide 49 - Open vraag

keuzemenu
  • Filmpjes van de methode bekijken over H8
  • Online oefentoets maken
  • Herhalingsopdrachten maken in het boek
  • Samenvatting maken van H8.1 t/m 8.3 
  • Rekenopgaven oefenen van H8 (groene bladzijden)
  • Extra rekenuitleg van docent

Slide 50 - Tekstslide