In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Economie
VMBO
klas 3
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling hoofdstuk 8
Slide 2 - Tekstslide
Nederland is een handelsland
We exporteren (uitvoer): we verkopen goederen en diensten aan buitenlandse bedrijven en personen.
We importeren (invoer): we kopen goederen en diensten uit het buitenland.
De import van goederen en diensten kost ons geld. Die import kunnen we betalen met de opbrengst van onze export.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Redenen om te importeren
producten buitenland goedkoper gemaakt kunnen worden
als buitenlandse producten een betere kwaliteithebben
als bepaalde grondstoffenniet /weinig voorkomen in NL
als we bepaalde landbouwgewassen niet kunnen verbouwen omdat ons klimaat er niet geschikt voor is
omdat Nederlandse consumenten de keuze willen hebbentussen verschillende producten en merken
Slide 6 - Tekstslide
Wederuitvoer
"goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland"
De ingevoerde producten zijn dan maar kort in Nederland
haven Rotterdam
Slide 7 - Tekstslide
Uitvoerwaarde
Uitvoerwaarde is het bedrag dat we in totaal met de export verdienen.
Uitvoerwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Bijvoorbeeld: Nederland verkoopt 2 miljoen kazen voor € 35 euro per stuk = 2.000.000 x € 35= € 70.000.000
Slide 8 - Tekstslide
Invoerwaarde
Invoerwaarde is wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Invoerwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Voorbeeld: Nederland koopt 400 miljoen liter wijn in voor € 2,- per liter = 400.000.000 x € 2 = € 800.000.000
Slide 9 - Tekstslide
Betalingsbalans
Overzicht van de totale uitvoerwaarde (ontvangsten van het buitenland) en de totale invoerwaarde (uitgaven aan het buitenland)
Slide 10 - Tekstslide
Internationale handel belangrijk?
Als je wil bepalen hoe belangrijk de internationale handel is voor ons land dan vergelijk je de invoerwaarde of de uitvoerwaarde met het nationaal inkomen.
Nationaal inkomen = het inkomen van alle inwoners van Nederland bij elkaar opgeteld
Slide 11 - Tekstslide
Importquote
importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%
we kijken dus hoeveel % is alles wat we importeren/invoeren van ons nationaal inkomen
Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale invoer is
485 miljard euro.
Dan is de importquote = 485 miljard : 680 miljard x 100% = 71,3 %
Slide 12 - Tekstslide
Exportquote
exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%
we kijken dus hoeveel % is alles wat we exporteren/uitvoeren van ons nationaal inkomen
Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale uitvoer is
540 miljard euro.
Dan is de exportquote = 540 miljard : 680 miljard x 100% = 79,4 %
Slide 13 - Tekstslide
Nu jij!
Het nationaal inkomen in een land is 560 miljard. De totale uitvoerwaarde bedraagt € 400 miljard en de totale invoerwaarde € 310 miljard.
Bereken de importquote en de exportquote
Slide 14 - Tekstslide
Wat zegt een import- of exportquote nou eigenlijk?
Aan de quotes kun je zien of internationale handel belangrijk is voor een land. Nederland heeft een hoge importquote en een hoge exportquote. Dit noem je ook wel een OPEN ECONOMIE
Landen die weinig invoeren en uitvoeren ten opzichte van hun nationaal inkomen hebben meer een GESLOTEN ECONOMIE
Slide 15 - Tekstslide
Bij import verlaten de goederen het land en komt het geld het land binnen
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn redenen om te importeren?
Slide 17 - Open vraag
Redenen om te importeren
producten buitenland goedkoper gemaakt kunnen worden
als buitenlandse producten een betere kwaliteithebben
als bepaalde grondstoffenniet /weinig voorkomen in NL
als we bepaalde landbouwgewassen niet kunnen verbouwen omdat ons klimaat er niet geschikt voor is
omdat Nederlandse consumenten de keuze willen hebbentussen verschillende producten en merken
Slide 18 - Tekstslide
Wat is wederuitvoer?
A
goederen aan een ander land verkopen
B
goederen importeren en dan doorverkopen aan het buitenland
C
Een protectiemaatregel om import tegen te gaan
D
Goederen verkopen aan het buitenland die in Nederland gemaakt zijn
Slide 19 - Quizvraag
Wederuitvoer
"goederen die we eerst invoeren en daarna doorverkopen aan het buitenland"
De ingevoerde producten zijn dan maar kort in Nederland
haven Rotterdam
Slide 20 - Tekstslide
Nederland verkoopt 80 miljard bossen tulpen voor € 2,00 per bos. Wat is de uitvoerwaarde?
Slide 21 - Open vraag
Uitvoerwaarde
Uitvoerwaarde is het bedrag dat we in totaal met de export verdienen.
Uitvoerwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Bijvoorbeeld: Nederland verkoopt 2 miljoen kazen voor € 35 euro per stuk = 2.000.000 x € 35= € 70.000.000
Slide 22 - Tekstslide
Invoerwaarde
Invoerwaarde is wat we in totaal betalen voor de import van goederen en diensten
Invoerwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Voorbeeld: Nederland koopt 400 miljoen liter wijn in voor € 2,- per liter = 400.000.000 x € 2 = € 800.000.000
Slide 23 - Tekstslide
Peru heeft een importwaarde van € 3 miljard dollar en een uitvoerwaarde van € 1,8 miljard dollar. De betalingsbalans heeft
A
een tekort
B
een overschot
C
is in evenwicht
Slide 24 - Quizvraag
Betalingsbalans
Overzicht van de totale uitvoerwaarde (ontvangsten van het buitenland) en de totale invoerwaarde (uitgaven aan het buitenland)
Slide 25 - Tekstslide
Internationale handel belangrijk?
Als je wil bepalen hoe belangrijk de internationale handel is voor ons land dan vergelijk je de invoerwaarde of de uitvoerwaarde met het nationaal inkomen.
Nationaal inkomen = het inkomen van alle inwoners van Nederland bij elkaar opgeteld
Slide 26 - Tekstslide
Nederland heeft een invoerwaarde van 650 miljard euro. het nationaal inkomen in NL is € 890 miljard. bereken de importquote
Slide 27 - Open vraag
Importquote
importquote = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100%
we kijken dus hoeveel % is alles wat we importeren/invoeren van ons nationaal inkomen
Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale invoer is
485 miljard euro.
Dan is de importquote = 485 miljard : 680 miljard x 100% = 71,3 %
Slide 28 - Tekstslide
Nederland heeft een uitvoerwaarde van 750 miljard euro. het nationaal inkomen in NL is € 890 miljard. bereken de exportquote
Slide 29 - Open vraag
Exportquote
exportquote = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100%
we kijken dus hoeveel % is alles wat we exporteren/uitvoeren van ons nationaal inkomen
Voorbeeld: Nationaal inkomen is 680 miljard en de totale uitvoer is
540 miljard euro.
Dan is de exportquote = 540 miljard : 680 miljard x 100% = 79,4 %
Slide 30 - Tekstslide
Wat zegt een import- of exportquote nou eigenlijk?
Aan de quotes kun je zien of internationale handel belangrijk is voor een land. Nederland heeft een hoge importquote en een hoge exportquote. Dit noem je ook wel een OPEN ECONOMIE
Landen die weinig invoeren en uitvoeren ten opzichte van hun nationaal inkomen hebben meer een GESLOTEN ECONOMIE
Slide 31 - Tekstslide
Protectiemaatregelen (of protectionisme of handelsbelemmeringen) zijn maatregelen die de EU neemt om de productie en werkgelegenheid van bedrijven in de EU te beschermen tegen concurrentie van buitenaf.
Het tegenovergestelde van protectionisme is vrijhandel.
Protectiemaatregelen
Slide 32 - Tekstslide
Noem 2 voorbeelden van protectiemaatregelen.
Slide 33 - Open vraag
Protectiemaatregelen
Slide 34 - Tekstslide
Wat is vrijhandel?
Slide 35 - Open vraag
Vrijhandel
Veel mensen zijn voorstander van wereldwijde vrijhandel omdat zij verwachten dat door vrijhandel de welvaart overal kan toenemen. Daarom proberen landen afspraken te maken over het afschaffen van protectiemaatregelen.
(vrijhandel is dus het tegenovergestelde van protectie)
Slide 36 - Tekstslide
Nederland importeert per jaar 3,8 miljoen kilo aan bananen. Deze bananen kosten € 1,12 per kilo. Bereken de invoerwaarde
Slide 37 - Open vraag
Welke van de volgende maatregelen bevordert de export?
A
douanerechten
B
contingentering
C
exportsubsidie
D
protectionisme
Slide 38 - Quizvraag
Waarmee heeft Nederland een goede internationale concurrentiepositie?
A
auto’s bouwen
B
dijken bouwen
C
vliegtuigen bouwen
D
wolkenkrabbers bouwen
Slide 39 - Quizvraag
Een land heeft een goede internationale concurrentiepositie. Wat zegt dat over de producten die het land produceert?
A
De producten hebben een goede prijs-kwaliteitverhouding.
B
De producten hebben een normale prijs-kwaliteitverhouding.
C
De producten hebben een slechte prijs-kwaliteitverhouding.
Slide 40 - Quizvraag
Welke organisatie wil de vrije wereldhandel bevorderen?
Slide 41 - Open vraag
Wat is geen protectiemaatregel?
A
invoerrechten
B
importquota
C
data analyse
D
invoerverbod
Slide 42 - Quizvraag
Een voorbeeld van een protectiemaatregel is contingentering. Wat is contingentering?
A
Het heffen van extra belastingen op invoerproducten
B
Het stellen van een beperkte hoeveelheid van invoerproducten
C
Het stellen van extra strenge regels op invoerproducten
D
Het verbieden van invoer van bepaalde producten
Slide 43 - Quizvraag
Als de EU invoerrechten heft op elektronica uit de VS, wordt Amerikaanse elektronica ....
A
duurder
B
goedkoper
C
mogen minder ingevoerd worden
D
mag niet ingevoerd worden
Slide 44 - Quizvraag
Internationale arbeidsverdeling ontstaat door
A
Internationale concurrentie
B
Protectionisme
C
Nationale concurrentie
D
Vrijhandel
Slide 45 - Quizvraag
Rozenkwekers in Kenia produceren veel goedkoper dan Nederlandse rozenkweker. Geef hiervoor een verklaring
Slide 46 - Open vraag
Bedrijven in westerse landen hebben lagere bedrijfskosten door strengere milieueisen
A
juist
B
onjuist
Slide 47 - Quizvraag
In arme landen zorgt kinderarbeid voor lage produciekosten
A
juist
B
onjuist
Slide 48 - Quizvraag
Import of export? "Action" koopt producten uit China
A
Import
B
Export
Slide 49 - Quizvraag
Waar staat de EMU voor?
A
Europese Moderne Unie
B
Europese Monetaire Unie
C
Europese Metaal Unie
D
Europa Voor Moeders Unie
Slide 50 - Quizvraag
vicieuze cirkel
Cirkel van oorzaak en gevolg waar je niet zonder hulp kunt uitkomen.
Slide 51 - Tekstslide
Noodhulp en structurele hulp
Nood: Direct nodig.
Structureel: Op langere termijn om de economie van een land te verbeteren.