Grote geschiedenisquiz (blok 1)

Grote geschiedenisquiz (blok 1)
Test je kennis
Oefen met kenmerkend aspecten
Formuleer het perfecte antwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grote geschiedenisquiz (blok 1)
Test je kennis
Oefen met kenmerkend aspecten
Formuleer het perfecte antwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de twee juiste gevolgen van de landbouwrevolutie?
A
Mensen gingen een nomadisch bestaan leiden
B
Mensen gingen op een vaste plaatsen wonen.
C
Mensen wonen dichter op dieren; zo ontstonden nieuwe ziektes
D
Mensen stopten compleet met jagen.

Slide 2 - Quizvraag

Een vereiste voor het ontstaan van een agrarisch-urbane samenleving is
A
er moeten architecten zijn.
B
Het drieslagstelsel moet uitgevonden zijn
C
Er moet een landbouwoverschot zijn
D
Er moet in dat gebied graan zijn

Slide 3 - Quizvraag

Op welke twee tijdvakken is de vorige vraag (het meest) van toepassing?
A
prehistorie
B
oudheid
C
vroege middeleeuwen
D
late middeleeuwen

Slide 4 - Quizvraag

Een vereiste voor het voortbestaan van een agrarisch-urbane samenleving is
A
dat er goede bestuurders zijn
B
dat er handel is
C
dat er een landbouwoverschot is
D
dat er ambachtslieden zijn

Slide 5 - Quizvraag

Stel je krijgt een plaatje over een Romeins badhuis dat opgegraven is in Giesbeek. Welk(e) KA past/passen daar dan bij ?
A
De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken
B
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
C
De groei van het Romeinse imperium
D
De ontwikkeling van het Jodendom en Christendom

Slide 6 - Quizvraag

In de vroege middeleeuwen spreken we van een
A
Een agrarisch urbane cultuur
B
Een agrarische cultuur
C
Een Industriële cultuur
D
Een stedelijke cultuur

Slide 7 - Quizvraag

Het feodalisme ontstaat omdat (kies het beste antwoord)
A
het onveilig is in de vroege middeleeuwen
B
er geen centraal gezag meer is omdat er geen sterke keizers meer zijn
C
de koning leenmannen nodig heeft als ridders om zijn oorlogen te voeren
D
door (nagenoeg) verdwijnen van een geldeconomie en infrastructuur een centraal bestuur onmogelijk is

Slide 8 - Quizvraag

Noem de drie standen die in de middeleeuwen onstaan
A
Horigheid - Adel - Geestelijkheid
B
Geestelijkheid - Adel - Burgerij
C
Burgerij - Ambtenarij - Adel
D
Horige boeren - Vrije boeren - Landheer

Slide 9 - Quizvraag

Bij welk KA hoort deze bron?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Bij welk kenmerkend aspect en welk tijdvak hoort deze bron?

Slide 12 - Open vraag

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 13 - Quizvraag

De staatskundige bijzondere plaats van de Republiek is
A
Dat de Republiek gecentraliseerd is.
B
Dat de Republiek centraal aan de Noordzee ligt.
C
Dat de Republiek een democratie is.
D
Dat de Republiek geen koning heeft.

Slide 14 - Quizvraag

Koning Lodewijk had absolute macht.
Wat betekent absolute macht?
A
Hij kon bijna alles zelf bepalen, zolang iedereen voor was.
B
Hij kon alles zelf bepalen, zijn wil was wet.
C
Hij kon niks zelf bepalen, de edelen hadden de macht.
D
Hij kon alleen regels maken als de hoge edelen het ermee eens waren

Slide 15 - Quizvraag

Ten tweede: Wat wordt er verstaan onder de culturele bloei van de Republiek?
A
Er werden meer kerken gebouwd
B
Burgers lieten veel schilderijen en andere kunst maken
C
Er werd enorm veel geld verdiend met specerijenhandel
D
Er was veel immigratie naar de Republiek

Slide 16 - Quizvraag

De wetenschappelijke revolutie
A
Tijdvak 5
B
Tijdvak 6

Slide 17 - Quizvraag

De Wetenschappelijke Revolutie was in de:
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 18 - Quizvraag

Wat is handelskapitalisme?
A
Het recht om als enige handel te mogen drijven met een bepaald gebied.
B
Een economie die zich over de hele wereld uitstrekt, doordat producten uit landen van de hele wereld verhandeld worden.
C
Een vorm van economie waarin kooplui zo veel mogelijk winst proberen te maken met de handel

Slide 19 - Quizvraag

Hoe formuleer je het perfecte antwoord?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Verklaar met een kenmerkend aspect van de vroege middeleeuwen dat grote pestepidemieën in die periode bijna niet voorkwamen in West-Europa.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Bij welk kenmerkend aspect past deze bron?

Slide 28 - Open vraag

Handige aanpak: combineer steeds ppt's+aant. met bijbehorende stof uit het boek
  • overhoor (jezelf) per tijdvak op kenmerkende aspecten, noteer welke je niet goed kent, bestudeer die (blz.54-73) of kijk filmpjes (bovenaan in moodle)
  • oefen met examentraining opgaven oriëntatiekennis
  • Leer Historische context Steden&burgers, planner week 50 t/m week 2 (ppt's filmpjes en boek).
  • overhoor jezelf met opgaven uit de planner
  • Leer Historische context Verlichting, planner week 3 t/m 5 (zelfde manier)
  • Leer Reader VS, planner week 6 en 7 (zelfde manier)
  • herhaal overhoring overzichtskennis

Slide 29 - Tekstslide