2.3 + 2.4 Afronden in de praktijk/ groter, kleiner of gelijk

Vak: Wiskunde
Hoofdstuk: 2.3/2.4 Afronden in de praktijk / < > =
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Wiskunde
Hoofdstuk: 2.3/2.4 Afronden in de praktijk / < > =
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3. 
Lesdoel
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van wiskunde voor je. 
Lees alvast de theorie op blz. 73 t/m 76.


Huiswerkcontrole: 
Les 2.2 opdr. 25 t/m 33. 







Slide 2 - Tekstslide

2. Terugblik.
Quiz mee!

Slide 3 - Tekstslide

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 4 - Quizvraag

Afronden op duizendtallen.
76 449 wordt:
A
76000
B
76 400
C
76 500
D
77000

Slide 5 - Quizvraag

Welk getal is even?
A
28 742 131
B
3 382 832 437
C
19 489 291 753
D
1 636 364 432

Slide 6 - Quizvraag

Rond het getal 13,94822 af op 2 decimalen.

Slide 7 - Open vraag

3. Lesdoel

Aan het einde van de les: 

- Afronden in de praktijk (bedragen, spullen etc.). 

- kun je de tekens: < (is kleiner dan),

                                    > (is groter dan) en

                                    = (is gelijk aan).


Slide 8 - Tekstslide

4. Instructie
Lees mee op de volgende dia. 

Slide 9 - Tekstslide

Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas. 
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In 
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen 
moet Anneke kopen?

Slide 10 - Tekstslide

Afronden in de praktijk
Je kunt geen 3,166 dozen kopen. En je wil
wel iedereen een ijsje kunnen geven.
Daarom heb je 4 dozen nodig. Anders heb
je niet genoeg. 
19 ÷ 6 = 3,166

Slide 11 - Tekstslide

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

5. Begeleid inoefenen
Doe mee!

Slide 14 - Tekstslide

Groter >, kleiner < of gelijk =
6 ...... 9
A
>
B
<
C
=

Slide 15 - Quizvraag

Groter >, kleiner < of gelijk =
43 ...... 34
A
>
B
<
C
=

Slide 16 - Quizvraag

Groter >, kleiner < of gelijk =
0,03 ...... 0,02
A
>
B
<
C
=

Slide 17 - Quizvraag

Groter >, kleiner < of gelijk =
10 - 6 ...... 2 x 2
A
>
B
<
C
=

Slide 18 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig, in stilte:
opdracht 34 t/m 47  op blz. 73 t/m 77.

Ben je klaar?
1. Kijk je werk na en verbeter (met andere kleur!)
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Lezen/tekenen/Smartgame. 
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

7. Evaluatie
- Vragen over de inhoud van de les?
- Zijn er dingen die je moeilijk vond?


Huiswerk:
Donderdag 14 oktober: Les 2.3/2.4 opdr. 34 t/m 47.     

Slide 20 - Tekstslide