In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Herhaling
Instaptoets
Slide 2 - Tekstslide
Herhalen
Slide 3 - Tekstslide
Voorkennis activeren
Waarde van cijfers
Grote getallen (t/m biljoenen)
Delers en veelvouden
Even en oneven getallen
Decimale getallen
Afronden van decimalen en ronde getallen
Wat weten we al?
Slide 4 - Tekstslide
Welke waarde heeft het cijfer 4 in het getal 7 743 520 000?
Slide 5 - Open vraag
Hoe spreek je het onderstaande getal uit? 182 000 000
A
Honderdtweeëntachtig miljard
B
Honderdtweeëntachtig miljoen
C
Één komma tweeëntachtig miljoen
D
Achttien komma twee miljoen
Slide 6 - Quizvraag
Welk onderstaande getal is een veelvoud van 11?
A
31
B
32
C
33
D
34
Slide 7 - Quizvraag
Welk getal is even?
A
28 742 131
B
3 382 832 437
C
19 489 291 753
D
1 636 364 432
Slide 8 - Quizvraag
Rond het getal 13,94822 af op 2 decimalen.
Slide 9 - Open vraag
Rond het getal 1 499 999 af op miljoenen.
Slide 10 - Open vraag
Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas.
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen
moet Anneke kopen?
Slide 11 - Tekstslide
Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas.
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen
moet Anneke kopen?
19 ÷ 6 = 3,166
Slide 12 - Tekstslide
Afronden in de praktijk
Je kunt geen 3,166 dozen kopen. En je wil
wel iedereen een ijsje kunnen geven.
Daarom heb je 4 dozen nodig. Anders heb
je niet genoeg.
19 ÷ 6 = 3,166
Slide 13 - Tekstslide
Imke gaat koken. Ze heeft 850 gram rijst nodig. In één pakje zit 400 gram. Hoeveel pakjes moet Imke kopen?
A
850 : 400 = 2,125, afgerond is dat 2
B
850 : 400 = 2,125,
dus: 2,125
C
850 : 400 = 2,125,
dus ik heb er 3 nodig
D
850 : 400 = 2,125,
dus ik koop er 2,5
Slide 14 - Quizvraag
In een kilozak pepernoten zitten 750 pepernoten. Voor de intocht hebben alle pieten er 20 000 nodig. Hoeveel kilozakken moeten ze halen? Bereken dit in je schrift!
A
25
B
26
C
27
D
28
Slide 15 - Quizvraag
Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij in Nederland geen 1 en 2 centen meer, 5 cent hebben we nog wel.
Daarom moeten bedragen worden afgerond.
Slide 16 - Tekstslide
Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij
in Nederland geen 1 en 2
centen meer, 5 cent
hebben we nog wel.
Daarom moeten bedragen
worden afgerond.
Slide 17 - Tekstslide
Je doet boodschappen bij de Jumbo en op het scherm staat een bedrag van €27,93. Je wil contant betalen. Hoeveel reken je af?
A
€27,-
B
€27,90
C
€27,95
D
€28,-
Slide 18 - Quizvraag
Je haalt de volgende boodschappen: paprika (€1,42), ui (€0,94) en kip (7,23). Hoeveel betaal je als je contant afrekent?