Les 6 3.1

Les 6 3.1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingspsychologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 6 3.1

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
Vorige keer
3.1 Ontwikkeling baby
Afronding

Slide 3 - Tekstslide

Of een kind voldoende zelfwaardering heeft kun je vooral opmaken uit:
A
De manier waarop het kind over zijn vakantie praat.
B
De manier waarop het kind over zijn ouders en vrienden praat.
C
De manier waarop het kind praat met volwassenen.
D
De manier waarop het kind over zichzelf praat.

Slide 4 - Quizvraag

Het zelfbesef is pas rond een jaar of vier goed ontwikkeld. Het kind:
A
Kan praten over alle persoonlijke kenmerken die het bezit.
B
Kan reflecteren op en evalueren over wat het geleerd heeft.
C
Gebruikt dan het woord ‘ik’ als het over zichzelf praat.
D
Gaat zich afzetten tegen opvoeders en leerkrachten om zichzelf te leren kennen.

Slide 5 - Quizvraag

Vanaf de leeftijd van twee jaar ontwikkelt een kind een zelfbeeld.

Het zelfbeeld van een tweejarig kind houdt in:
A
Dat het kind beseft dat het een eigen ‘ik’ heeft en zichzelf in de spiegel herkent.
B
Dat het kind beseft dat het een verlengstuk is van de ouder.
C
Dat het achter de spiegel kijkt om zichzelf daar te zoeken.
D
Dat het kind beseft dat het een eigen voor- en achternaam heeft.

Slide 6 - Quizvraag

3.1 Ontwikkeling baby
2. Cognitieve ontwikkeling en taalontwikkeling:
Jean Piaget: cognitieve ontwikkeling verloopt in fasen.
Eerste fase is de sensomotorische fase:
leren door gebruik van zintuigen: ruiken, proeven, horen:
Herkennen stem (prenataal) en geur van huid van moeder, zuur uitspugen etc.
Herinneringen worden in het geheugen opgeslagen.

Het zicht is tot 3 maanden nog onscherp en vaag.
Veel kleuters stoppen nog spullen in hun mond om ze te onderzoeken!








Slide 7 - Tekstslide

3.1 Ontwikkeling baby
Objectpermanentie: 8 – 12 maanden: beeld in geheugen kunnen vasthouden ook al ziet het kind het beeld niet. Kind gaat zoeken; Kiekeboe!

Taalontwikkeling; de klanken en intonatie (= stembuiging) van de moedertaal komen in het geheugen terecht.

Moedertaal = de taal waarin het kind leert spreken.









Slide 8 - Tekstslide

3.1 Ontwikkeling baby
3. Zintuigelijke (of sensomotorische) ontwikkeling:
Objectfixatie: na 3 maanden kan het kind de ogen richten op een voor werp en het volgen. Het zicht wordt scherper (30 cm).
Daarna ontwikkeling oog-handcoördinatie: het kind gaat gericht grijpen (ogen werken samen met handen).
4 maanden; diepte waarnemen
5 maanden: onderscheiden kleuren en vormen
Het gehoor en de reuk zijn meteen goed ontwikkeld.
Het kind herkent stem moeder van prenatale fase.
Baby’s zijn gevoelig voor aanraking en koestering.
Hiermee start onder meer de veilige hechting.










Slide 9 - Tekstslide

3.1 Ontwikkeling baby
4. Seksuele ontwikkeling:
Kinderseksualiteit (Sigmund freud) orale fase: genot van zuigen bij voeden of op speen of duim.
Het in de mond stoppen van voorwerpen hoort later bij cognitieve ontwikkeling of bij irritaties gebit.












Slide 10 - Tekstslide

3.1 Ontwikkeling baby
5. Sociaal-emotionele ontwikkeling:
Baby huilt als het zich onprettig voelt. Het lacht na 6 weken en kan dan blijk geven van plezier.
7 maanden; eenkennigheidsfase: sterke gerichtheid op opvoeder, afkeer van vreemden.
Hierdoor leert het vertrouwen op hechtingsfiguren.
Hechting = diepe vertrouwensband met opvoeders.
Nodig zijn betrouwbaar gedrag en positieve aandacht, troost, stimulans en steun van opvoeders.
Het kind kan exploreren (= de wereld ontdekken) en leert later anderen te vertrouwen. We spreken van exploratiedrang.














Slide 11 - Tekstslide

3.1 Ontwikkeling baby
Een kind wordt geboren met een eigen persoonlijkheid.

Het heeft nog geen ik-besef = zelfbewustzijn.

Het beschouwt zichzelf als deel van de ander (meestal de moeder).

6. Creatief-expressieve ontwikkeling: in een latere fase.






















Slide 12 - Tekstslide

Vragen?
Fijn weekend! 

Slide 13 - Tekstslide