Je schrijft
dat: bij alle
het-woorden
je schrijft die: bij alle de-woorden (enkelvoud en meervoud)
Je schrijft wat:
- na een hele zin
- iets onbepaalds (iets, alles, datgene, dat, enige) --> het enige wat ik belangrijk vind
- een overtreffende trap --> dat is het mooiste wat mij is overkomen