Some/Any & Gerund

Planning
HW Controle
Uitleg KL&TL samen
KL zelfstandig aan de slag
TL extra uitleg
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
HW Controle
Uitleg KL&TL samen
KL zelfstandig aan de slag
TL extra uitleg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hw
Unit 6

KL: 1 t/m 6
TL: 1 t/m 6

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

some & any
some

Positive sentences
I have got some bananas.

Questions when offering or requesting something
Would you like some bananas?
any

Negative sentences
I don't have any bananas.

Questions
Have you got any bananas?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We have ___ apples.
A
some
B
any

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Did you see ___ good films this weekend?
A
some
B
any

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There are ___ candies in my bag.
A
some
B
any

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We don't have ___ bread.
A
some
B
any

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

On my birthday, I got ___ cards.
A
some
B
any

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do you have ___ pets?
A
some
B
any

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some/any: uitzonderingen
'Some': als je ergens om vraagt of een aanbod doet en een positief antwoord verwacht
Can I have some water, please?
Would you like some tea?

'Any': bij 'never', 'hardly', 'without'
He never has any time.
She passed the test without making any mistakes.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some/any: samenstellingen
Bij samenstellingen met 'some' en 'any' gelden dezelfde regels.
There is someone at the door.
Is anyone home?

I want to do something.
I can't do anything for you.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

There are hardly ___ students here.
A
some
B
any

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They never listen to ____.
A
someone
B
anyone

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Can I choose ___ subject I like?
A
some
B
any

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You never get ___ letters.
A
some
B
any

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This project will take ___ time.
A
some
B
any

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TL Les - KL Aan de slag
Gerund

UNIT 6
KL: 7, 8, 12, 13, 14, 15 & 47 - blz 102-109 + 129

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op aan deze zinnen?
  • Smoking is forbidden in the barbershop.
  • I look forward to seeing you next week.
  • Could you start doing your homework? 
  • That dress isn't worth buying.
  • He started running.


KL: 7, 8, 12, 13, 14, 15 & 47 - blz 102-109 + 129

Slide 18 - Tekstslide

  • -ing staat achter sommige woorden
  • Vraag de leerlingen: Welk woord staat er voor? 
Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' als een soort zelfstandig naamwoord:

 1. Als het onderwerp van de zin.
Example: Biking in the mall is forbidden. 

2. Na voorzetsels. (kastwoorden)
Example: She's fond of cycling.

3. Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.)
Example: I love going to the movies. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' ook als een soort zelfstandig naamwoord:

1. Na werkwoorden die 'begin', 'einde', of 'doorgaan' aangeven. (start, begin, finish, go on, etc.)
Example: Everybody had finished writing

2. Na een aantal andere werkwoorden. (delay, postpone, put off, imagine, consider, avoid, etc) 
Example: I put off learning vocabulary for a whole week.

3. Na een aantal uitdrukkingen. (it's no good, it's no use, it's worth, can't help, to be busy, etc)
Example: She can't help singing all day long. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I enjoy dancing!
Dancing is een voorbeeld van een gerund. Een gerund is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt als...
A
Een werkwoord
B
Iets wat er nu gebeurt
C
Een zelfstandig naamwoord
D
Bijvoegelijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Selecteer de gerund
A
I like running.
B
I can run very fast.
C
James isn't a fast runner.
D
She is running the marathon.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Selecteer de gerund
A
That bird is flying.
B
Flying is fun.
C
I am going to fly.
D
Birds can fly.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


use the gerund 

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


use the gerund 

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


use the gerund 

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

UNIT 6
KL: 7, 8, 12, 13, 14, 15 & 47 - blz 102-109 + 129
TL: 7, 8, 9, 12, 14, 15, 16 blz 100- 104



Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies