Le passé composé V2B

Bonjour à tous!

Le 28 septembre
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour à tous!

Le 28 septembre

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui:
- Je vais apprendre...
- Uitleg ''le passé composé''
- Au travail!

Pak je werkboek erbij à la page 32

Slide 2 - Tekstslide

Je vais apprendre...
1. Ik weet wanneer ik de passé composé moet gebruiken.

2. Ik weet uit welke twee delen de passé composé bestaat.

3. Ik kan de regel voor het voltooid deelwoord toepassen. Ik kan het voltooid deelwoord maken van werkwoorden die eindigen op –er.

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
Lees in stilte de twee groene grammatica blokken op blz. 32 en blz. 33

Slide 4 - Tekstslide

En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al is gebeurd. Denk bijvoorbeeld aan: je bent ergens op vakantie geweest en je vertelt tegen een vriend wat jij allemaal gedaan hebt.

Ik heb gezwommen - Ik heb gepraat - ik heb gelezen

Slide 5 - Tekstslide

Le passé composé
Ik heb gezwommenIk heb gepraat - ik heb gelezen - ik ben gevallen
De passé composé bestaat uit 2 delen en kan met 2 hulpwerkwoorden gemaakt worden. 
Hebben = Avoir
Zijn = Être

We gebruiken de passé composé bij werkwoorden die eindigen op -er, -ir en -re.



Slide 6 - Tekstslide

Hoe maken we de passé composé?
pc bestaat uit 2 delen, deel 1:

Het hulpwerkwoord -> avoir

Slide 7 - Tekstslide

Vous avez
Tu as
J'ai
Nous avons
Ik heb
Jullie hebben
Wij hebben
Jij hebt

Slide 8 - Sleepvraag

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Kijk welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é
Ik heb gezwommen - ik heb gepraat - ik heb gegeten 

zwemmen = nager
praten = parler
eten = manger

 Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gegeten = J'ai mangé









Slide 9 - Tekstslide

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________
A
est regardé
B
a regardée
C
a regardé
D
a regardi

Slide 10 - Quizvraag

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter
ils (écouter) _____ _____________
A
sont écouté
B
ont écouté
C
ont écoutés
D
sont écoutés

Slide 11 - Quizvraag

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord penser
Tu (penser) _____ _____________
A
as pensé
B
est pensé
C
a pensé
D
ai pensé

Slide 12 - Quizvraag

3 uitzonderingen
1. Het voltooid deelwoord van het werkwoord avoir (hebben)        -> eu (dus bijv. j'ai eu, ik heb gehad)
2. Het voltooid deelwoord van het werkwoord être (zijn)                   -> été (dus bijv. j'ai été, ik ben geweest)
3. Het voltooid deelwoord van het werkwoord faire (maken/doen)  
-> fait (dus bijv. j'ai fait, ik heb gemaakt/gedaan)

Slide 13 - Tekstslide

   Kort stappenplan 
1. Denk aan het rijtje van avoir
2. Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord avoir (uit het rijtje), die past bij de zin
3. Maak het voltooid deelwoord (werkwoord - er + é)


De formule: hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 14 - Tekstslide

Was mijn uitleg over ''le passé composé'' duidelijk voor jou?
0100

Slide 15 - Poll

Au travail!

- Maak opdracht 16 en 17






Slide 16 - Tekstslide