14-02-2025 les H3C gram d herhalen + leren voor herhaal leerwerktoets

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Bonjour à tous!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Bonjour à tous!

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag 21 feb -> herhaal leerwerk toets
Wat moet je leren?

- De 40 zinnen die jullie voor de vorige herhaal leerwerk toets moesten leren, maar nu van F-NL én NL-F

- De werkwoorden être, avoir, aller en faire in de tegenwoordige tijd (présent)

- De werkwoorden die eindigen op -er, -ir en -re in de tegenwoordige tijd (présent)

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui:
- Réviser la grammaire
- Au travail!

Slide 3 - Tekstslide

Prends le livre à la page 106-107
Wat hebben jullie onthouden van de grammatica?

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé
Wat is het en bij welke ww's gebruiken we het?
Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Bijv. jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Werkwoorden op -er
 -> parler, rencontrer, manger 
Werkwoorden op -re -> prendre, apprendre, comprendre
Werkwoorden op -ir -> partir, finir, sortir

De pc bestaat ALTIJD uit ........... delen







Slide 5 - Tekstslide

pc  -er
pc  -ir
pc  -re
vorm van avoir 
+
stam + é

vb: tu as regardé
vorm van avoir 
+
stam + u

vb: tu as répondu
vorm van avoir 
+
stam + i

vb: tu as rempli
Présent (tt) :

Slide 6 - Tekstslide

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen 
NIEUW -> KAN MET 2 HULPWERKWOORDEN GEMAAKT WORDEN 
Avoir = hebben
Être = zijn
Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat

Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   




Slide 7 - Tekstslide

Hoe maken we de passé composé?
pc bestaat uit 2 delen, deel 1:

Kies eerst het juiste hulpwerkwoord.

Je kunt kiezen tussen 
'zijn' (être) en 'hebben' (avoir).

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je het hulpwerkwoord hebt gevonden (avoir of être)
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é
Werkwoord op -re -> stam + u
Werkwoord op -ir -> stam + i

Ik heb gezwommen - ik heb gepraat - ik heb gekozenik ben gegaan 

zwemmen = nager
praten = parler
kiezen = choisir
gaan = aller 

 Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekozen = J'ai choisi
Ik ben gegaan = Je suis allé








Slide 9 - Tekstslide

Als je het werkwoord être als hulpwerkwoord moet gebruiken



In het Frans is het heel belangrijk of een woordje mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is.

Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.

Sophie is gegaan (een meisje) - Elle est allée
Lisa et Lena zijn gegaan (2 meisjes) - Elles sont allées
Tim en Tom zijn gegaan ( 2 mannen) - Ils sont allés 

* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. Er komt geen extra   
-e, -es of -s. Bijvoorbeeld: wij hebben gepraat - nous avons parlé.

Slide 10 - Tekstslide

Je suis 
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 11 - Tekstslide

   Kort stappenplan 
1. Kiezen tussen avoir of être (luister naar het Nederlands)
2. De juiste vorm (uit het rijtje) van het hulpwerkwoord 
3. Maak het voltooid deelwoord (stam + é of stam + i of stam + u)
4. Als je être moet gebruiken, let op of het onderwerp mannelijk, vrouwelijk of meervoud is!  (gebruik schema voor e/s/es) 

De formule: Altijd een hulpwerkwoord + voltooid deelwoord!

Slide 12 - Tekstslide

Uitzonderingen voltooid deelwoord
avoir -> ik heb gehad = j'ai eu
être -> j'ai été
faire -> j'ai fait
prendre -> j'ai pris



Slide 13 - Tekstslide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Nous (travailler) ___________
A
avons travailli
B
avez travaillé
C
avons travaillé
D
avons travaillée

Slide 14 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Julia (rester) ___________
A
est restée
B
a resté
C
a restée
D
est resté

Slide 15 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Elle (avoir) ___________
A
est avoiré
B
a eu
C
a été
D
est avoiri

Slide 16 - Quizvraag

Au travail!
Maak het werkblad

Fini? -> werkblad nakijken (antwoorden staat op It's Learning)

Aussi fini? -> leren voor herhaal leerwerk toets




Slide 17 - Tekstslide