3 Oorzaken van Criminaliteit

Criminaliteit

H3 Oorzaken van criminaliteit

Leerdoelen van deze les: 

  • Je kent de factoren die de kans op criminaliteit vergroten of verkleinen.
  • Je kan de zes theorieën over crimineel gedrag beschrijven en herkennen.
  • Je kent de begrippen van H3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Criminaliteit

H3 Oorzaken van criminaliteit

Leerdoelen van deze les: 

  • Je kent de factoren die de kans op criminaliteit vergroten of verkleinen.
  • Je kan de zes theorieën over crimineel gedrag beschrijven en herkennen.
  • Je kent de begrippen van H3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is crimineel gedrag iemands eigen keuze?
Is crimineel gedrag iemands eigen keuze? 
Ja
Nee

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

3.1
Wie worden crimineel?
Risicofactoren
De kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag neemt toe als kinderen te kampen hebben met een opeenstapeling van elkaar versterkende risicofactoren:

  • psychische of gedragsproblemen (aangeboren) (snel agressief, geen zelfdiscipline)
  • onveilige opvoeding (verwaarlozing, mishandeling)
  • foute vrienden / groepsdruk
  • alcohol- en drugsgebruik

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschermende factoren
Beschermende factoren zorgen voor een kleinere kans op crimineel gedrag. Voorbeelden van beschermende factoren:
  • het hebben van een baan / het volgen van onderwijs
  • een relatie hebben 
  • onderdeel zijn van een hecht gezin
  • hebben van goede sociale vaardigheden 
vaardigheden om met andere mensen om te gaan en te communiceren

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omstandigheden die de kans op criminaliteit vergroten. Hoe noemen we die?
A
gevaarkans
B
pakkans
C
natuurlijke aanleg
D
risicofactoren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Situatie: Pim heeft heel veel moeite om zich te beheersen, hij wordt snel agressief en heeft geen 'rem' 
Vorige week heeft hij een overval gepleegd. 

Slide 6 - Tekstslide

In de volgende slide komt er een vraag over deze situatie. 

Welke risicofactor kwam in de
situatie van vorige slide het
meest naar voren?
Welke risicofactor kwam in de situatie van vorige slide het meest naar voren?
A
Psychische problemen of gedragsproblemen
B
Een onveilige opvoeding
C
Problematisch drank- of drugsgebruik
D
Foute vrienden of groepsdruk

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

*Leuk filmpje! Misschien kan je nog een vraag toevoegen, zodat ze extra opletten? Bijvoorbeeld bij de eerste jongen dat hij met zn vrienden meeging en alleen op de uitkeek. Of hij dan ook schuldig is? Of denk je dat hij dat zelf graag wilde of deed die dat omdat die met zijn vrienden mee wilde doen?
Op welke manier kunnen foute vrienden een risicofactor zijn voor het vertonen van crimineel gedrag?
Op welke manier kunnen foute vrienden een risicofactor zijn voor het vertonen van crimineel gedrag?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Individuele
oorzaken
Maatschappelijke
oorzaken
Gebrekkige opvoeding-
Aangeboren eigenschappen
Groepsdruk
Gedrags-problemen
Belang van leerprocessen
Anonieme samenleving
Ongestraft laten van criminaliteit
Veranderend normen- en waardenbesef

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leeftijd
Recidivist = een persoon die telkens strafbare feiten begaat

(5% van opgroeiende jongens)

(draaideurcrimineel)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Werk de opdrachten van 3.1 uit.
Vragen 1 t/m 4

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling van de leerdoelen
Formatieve evaluatie


Je kent de factoren die de kans op criminaliteit vergroten of verkleinen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 4 risicofactoren

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de 4 beschermende factoren

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3.2 
Theorieën over criminaliteit
  1. Aangeleerd-gedragtheorie
  2. Bindingstheorie
  3. Anomietheorie
  4. Rationele-keuze-theorie
  5. Etikettentheorie
  6. Neutraliseringstheorie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangeleerd-gedragtheorie
Wanneer mensen in je omgeving, bijvoorbeeld vrienden of je ouders,  crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.

Sutherland (Amerikaans socioloog)  bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.

Voorbeeld?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bindingstheorie
Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s .  Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.

Mensen die minder bindingen hebben vertonen gemiddeld vaker crimineel gedrag.

Voorbeeld?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationele-keuzetheorie  
  • Criminelen wegen de risico's af > ratio = denken
-Hoeveel bewaking is er?
-Hoe groot is de kans dat ik gepakt word?

+Hoeveel levert het op aan geld of spullen?

  • Gelegenheid maakt de dief
Een laptop ligt voor een raam dat open staat of een fiets die niet op slot staat

Voorbeeld

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etikettentheorie 

Deze theorie stelt dat wanneer de omgeving het etiket 'crimineel' op een persoon drukt, die persoon zich hier ook naar gaat gedragen.

  • Vooroordelen  "Marokkanen zijn criminelen" 
  • Etiketten  "Eenmaal een dief, altijd een dief"    
Aantekening voor het examen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anomietheorie
In de westerse maatschappij is je maatschappelijke positie belangrijk. 

Volgens de Amerikaanse socioloog Merton zullen sommige mensen de criminaliteit in te gaan om dure spullen te komen en  zo rijk en succesvol te lijken. 

Voorbeeld?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neutraliseringstheorie

Deze theorie stelt dat crimineel gedrag bij jongeren vaak onder groepsdruk gebeurd, waardoor het slechte gedrag wordt ontkend of goedgepraat.

"Ik weet wel dat het verkeerd is maar Iedereen deed het....."
"Het is maar een bushokje... wat maakt dat nou uit"
"Ze lokte het zelf uit..."

Voorbeeld ?
 

Aantekening voor het examen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Werk de opdrachten van 3.2 uit
Vragen 5 t/m 8

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.      
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Situatie: Timo heeft geen
goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds
veel alleen buiten en is hij
crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen. 
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling van de leerdoelen
Formatieve evaluatie

Je kent de factoren die de kans op criminaliteit vergroten of verkleinen.
Je kan de zes theorieën over crimineel gedrag beschrijven en herkennen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geef een voorbeeld van de aangeleerd gedragstheorie

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent bang om je ouders teleur te stellen. Dit is een voorbeeld van
A
Rationele-keuze theorie
B
Etikettentheorie
C
anomietheorie
D
Bindingstheorie

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De uitspraak''gelegenheid maakt de dief'' past het beste bij....
A
bindingstheorie
B
rationelekeuzetheorie
C
neutraliseringstheorie
D
anomietheorie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van de Neutraliseringstheorie

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verklaar met de anomietheorie het gedrag van een uitkeringsgerechtigde, die naast een uitkering zwartwerk doet.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies