2H - le verbe voir (présent + passé composé)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep FA naar NL
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 2 - Sleepvraag

Présent du verbe voir
je
vois
tu
vois
il / elle/ on
voit
nous
voyons
vous 
voyez
ils / elles 
voient
ik
zie
jij
ziet
hij / zij / men
ziet
wij
zien
jullie / u
zien / ziet
zij [mmv / vmv]
zien

Slide 3 - Tekstslide

voir=
 zien




il/elle/on voit
nous voyons
vous voyez
ils/elles voient
tu vois
je vois
wij zien
zij zien (ml&vr)
ik zie
jullie zien & u ziet
jij ziet
hij/zij/men ziet

Slide 4 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'voir' met het onderwerp
vois
vois
voit
voyez
voyez
voient

Slide 5 - Sleepvraag

Passé Composé du verbe voir
j'
ai
vu
tu
as
vu
il / elle/ on
a
vu
nous
avons
vu
vous 
avez
vu
ils / elles 
ont
vu
ik
heb
gezien
jij
hebt
gezien
hij / zij / men
heeft
gezien
wij
hebben
gezien
jullie / u
hebben
gezien
zij
hebben
gezien

Slide 6 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'voir' met het onderwerp
ai vu
as vu
a vu
avons vu
avez vu
ont vu

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is de juiste vertaling van:

Hij ziet
A
il voient
B
il voit
C
il vois
D
il voir

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:

Wij zien
A
Nous voions
B
Nous voirons
C
Nous voyions
D
Nous voyons

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:

Zij zien
A
Ils voient
B
Ils voyent
C
Ils voirent
D
Ils voyont

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:

Ik heb gezien
A
J'ai vu
B
Je vois
C
J'ai voiré
D
Tu as vu

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van:

zij hebben gezien
A
elles a vu
B
ils ont vu
C
ils ont voiré
D
elle a vu

Slide 12 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'voir' in:
je ...
A
vois
B
voir
C
voit
D
voient

Slide 13 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'voir' in:
on ...
A
vois
B
voit
C
voyons
D
voyez

Slide 14 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'voir' in:
Julie
A
vois
B
voir
C
voit
D
voient

Slide 15 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'voir' in:
Jean et Pierre ...
A
voit
B
voyons
C
voient
D
voir

Slide 16 - Quizvraag

Hoe goed ken je het werkwoord voir ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll