In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
TL Wat is maatschappijleer
Slide 1 - Tekstslide
Wie hoort er niet bij je sociale omgeving?
A
Je teamgenoten
B
Je collega's op werk
C
Je klasgenoten
D
De slager om de hoek
Slide 2 - Quizvraag
Wie is je sociale omgeving
A
alleen je ouders
B
je vrienden
C
alle mensen waarmee je regelmatig samen bent
D
niemand
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn gedragsregels?
A
Regels over hoe iedereen moet zijn
B
Regels over nederland
C
Regels over de manier waarop jij je gedraagt
D
Regels over hoe ik mij moet gedragen in de les
Slide 4 - Quizvraag
Maatregelen van de overheid hebben te maken met.....?
A
gevoelsbindingen
B
economische bindingen
C
kennisbindingen
D
politieke bindingen
Slide 5 - Quizvraag
Welke zinnen zijn juist? 1. Toename van het wij-gevoel leidt tot een grotere sociale cohesie. 2. Sociale cohesie is gebaseerd op economische bindingen.
A
Alleen 2 is juist.
B
1 en 2 is juist.
C
Beide onjuist.
D
Alleen 1 is juist.
Slide 6 - Quizvraag
Wikipedia is een mooi voorbeeld van globalisering op het gebied van:
A
Gevoelsbindingen
B
Kennisbindingen
C
Economische bindingen
D
Politieke bindingen
Slide 7 - Quizvraag
Leg met een voorbeeld uit wat sociale ongelijkheid is.
Slide 8 - Open vraag
Veel jongeren gaan na hun studie een (half)jaartje ‘backpacken’ in Australië en Azië. Via internet houden zij dan hun ouders en vrienden op de hoogte. Dit is een voorbeeld van:
A
gevoelsbinding
B
politieke binding
C
economische binding
D
kennisbinding
Slide 9 - Quizvraag
Wat is sociale cohesie?
A
Hoe goed mensen met elkaar verbonden zijn
B
Hoe sociaal mensen zijn naar vreemden
C
Hoe betrokken je bent bij de wijk.
D
Hoe goed je samenwerkt met de gemeente
Slide 10 - Quizvraag
Wat is polarisatie?
A
Het ongelijk behandelen van een groep mensen. Soort van discriminatie.
B
Groepen mensen komen steeds meer tegenover elkaar te staan.
C
Mensen die bevriend zijn
D
Mensen die zich verbonden met elkaar voelen.
Slide 11 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een waard en geef een norm die daar bij hoort.
Slide 12 - Open vraag
Wat is een belangentegenstelling?
A
Dat wat jij belangrijk vindt.
B
Het voordeel dat je ergens van hebt.
C
Belangen die niet kloppen.
D
Belangen die botsen.
Slide 13 - Quizvraag
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Bij maatschappelijke problemen is vaak sprake van tegengestelde belangen. 2. Bij een belangentegenstelling botsen normen met waarden.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn machtsmiddelen?
A
Instrumenten om macht af te dwingen
B
De positie die iemand afdwingt
C
De positie die iemand automatisch krijgt
D
De positie die iemand formeel krijgt
Slide 15 - Quizvraag
Er zijn verschillende machtsmiddelen. Van welk machtsmiddel is er bij Donald Trump geen sprake?
A
Beroep
B
Reputatie
C
Gebruik van geweld
D
Geld
Slide 16 - Quizvraag
Wat is GEEN machtsmiddel van de politie?
A
Geweld
B
Overtuigingskracht
C
Aanzien of status
D
Functie / Beroep
Slide 17 - Quizvraag
Noem twee maatschappelijke problemen.
Slide 18 - Open vraag
Wat zijn de vier kenmerken van een maatschappelijk probleem?