Nederlands tegenwoordige tijd

De tegenwoordige tijd
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lesdoel
Na deze les weten jullie hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegt. 

Slide 3 - Tekstslide

Lesplan
  • Theorie
  • Samen oefenen
  • Zelf aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Wat betekent dat?
Hoe weet je hoe je de persoonsvorm schrijft?

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig om de juiste vervoeging te bepalen van het werkwoord in de tegenwoordige tijd?
A
De persoonsvorm
B
Het onderwerp
C
Het lijdend voorwerp
D
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag

Onderwerp van de zin bepalen
- Persoonsvorm
- vraag: wie of wat + persoonsvorm
- antwoord op de vraag is het onderwerp.

Slide 7 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Drie vormen
- ik-vorm (stam)
- ik-vorm + t
- hele werkwoord

Slide 8 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord 'worden'.
(ik, hij, wij)

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord 'graven'
(ik, hij, wij)

Slide 10 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
Maak de rest van de lesjes van H3 Taalverzorging 3.

Slide 13 - Tekstslide