Les 7 Goed gedrag en fout gedrag

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Het nieuws

Opvoeding

• Ouders leren je wat je moet doen en wat je niet moet doen.

• Je leert hoe het hoort en hoe het niet hoort.

• Tijdens je opvoeding maak je voor het eerst kennis met waarden en normen.

Normen en waarden

Waarde: Respect voor elkaar. 

Norm: Opstaan voor ouderen in de bus. 

 

Normen en waarden

Waarde: Beleefdheid

Norm: Een hand geven wanneer je jezelf voorstelt.  

Invloeden in opvoeden

'Goed' gedrag is voor iedereen anders.

Invloeden in opvoeding 

Opdracht: Leg per onderdeel in eigen woorden uit welke invloeden meespelen in opvoeding?

1. Het kind
2. De omgeving
3. Cultuur
4. De opvoeder 
5. Verschillende opvoedingsstijlen 

Stelling 1: 

Kinderen moeten altijd luisteren, dat moeten ze maar leren. 

Stelling 2:

Als Helpende is het jouw taak om kinderen te vermaken.

Stelling 3: 

Beeldschermtijd moet voor kinderen beperkt worden tot 60 minuten per dag. 

Stelling 4: 

De relatie tussen opvoeder en kind is gelijkwaardig. 

Stelling 5: 

Het belangrijkste doel van opvoeden is dat kinderen gelukkig zijn. 

Stelling 6: 

De school/opvang heeft een taak in de opvoeding. 

Stelling 7: 

Het is belangrijk dat je als opvoeder, kinderen de normen en waarden leert. 

Stelling 8:

Kinderen moeten gewoon doen wat je van ze vraagt. 

Stelling 9: 

Regels zijn noodzakelijk en moeten strikt worden nageleefd.