In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
1. In een verzorgingsstaat:
A
nemen werkgeversorganisaties en vakbonden veel taken van de overheid over.
B
kan een burger sociale grondrechten afdwingen bij de rechter.
C
is gezondheidszorg belangrijker dan onderwijs.
D
is de solidariteitsgedachte een belangrijk uitgangspunt.
Slide 4 - Quizvraag
Nederland is een sociale rechtsstaat. Dit betekent onder meer dat:
A
rechters rekening moeten houden met de sociaaleconomische situatie van verdachten.
B
. burgers zo veel mogelijk gelijke kansen moeten krijgen.
C
alle sociale voorzieningen in de grondwet zijn vastgelegd.
D
de overheid alle verantwoordelijkheid heeft over de welvaart van individuele burgers.
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Video
Opdracht bespreken
Je vormt een drietal
Elk drietal krijgt een terrein van de verzorgingsstaat: Onderwijs, zorg, of sociale zekerheid
Je verzamelt de volgende info over jouw terrein:
De hoeveelheid geld die de overheid afgelopen jaar investeert in jouw terrein.
Voorbeelden van ingrijpen van de overheid op jouw terrein
Hoe jij met dit terrein in aanraking komt
Een artikel van het internet waarin het gaat over de verzorgingsstaat op jouw terrein.
Wat jij vindt van de verzorgingsstaat op jouw terrein. Moet de overheid meer, minder of hetzelfde investeren? Waarom precies?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht (10 min.)
Ga uit deze lessonup en naar deze lessonup in de klas
Lees in par. 5.1 het kopje 'rechten en plichten' (blz. 155) en 'Wie zorgt voor wie' (blz. 156 en 157)
Maak vervolgens de vragen in deze lessonup (vanaf pagina 9)
Klaar? Noteer de dingen die je nog niet begrijpt aan 5.1, of lees vast 5.2 door
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is geen wettelijke verplichting binnen de Nederlandse verzorgingsstaat?
A
Tot je zestiende naar school gaan.
B
Belasting betalen over inkomen.
C
Een zorgverzekering hebben.
D
Vakbondslidmaatschap.
Slide 11 - Quizvraag
Welke stelling is juist?
A
Het socialezekerheidsstelsel verzekert burgers alleen van gezondheidszorg.
B
Bij de gezondheidszorg speelt solidariteit geen rol, omdat de overheid hier alle kosten betaalt.
C
Tot je achttiende ben je wettelijk verplicht om onderwijs te volgen.
D
Je kunt sociale grondrechten niet afdwingen bij de rechter.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Geef een definitie en een voorbeeld van het maatschappelijk middenveld
Slide 18 - Open vraag
I. Het subsidiëren van sportverenigingen en bibliotheken draagt bij aan het welzijn van burgers. II. Het maatschappelijke middenveld regelt zaken die niet door de overheid of door bedrijven worden opgepakt. III. De overheid bemoeit zich met de werkgelegenheid omdat werk als een sociaal grondrecht is opgenomen in de grondwet.
A
Alleen II is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 19 - Quizvraag
De afweging tussen wat de overheid in een verzorgingsstaat oppakt, wat burgers zelf doen en wat maatschappelijke organisaties doen, is afhankelijk van:
A
de politieke voorkeur van de regering.
B
de vrije markt.
C
het maatschappelijke middenveld.
D
de Grondwet.
Slide 20 - Quizvraag
Het grootste gedeelte van de kosten voor de verzorgingsstaat wordt betaald door: