§1.3 Je inkomsten en uitgaven

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Herhaling 12 en 13 op blz. 29 Plusopdracht 8 op blz. 30
Paragraaf 1.2

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • Herhaling 12 en 13 op blz. 29 Plusopdracht 8 op blz. 30
Paragraaf 1.2

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk!
Pak alvast je boek, schrift, rekenmachine en pen

En neem het huiswerk van vandaag voor je.
  • herhaling opdracht 7 t/m 11 op blz. 28
  • plusopdracht 5 t/m 7 op blz. 30

De docent loopt dan langs om het huiswerk te controleren

Slide 2 - Tekstslide

Je hebt geen prioriteitenlijstje gemaakt. Wat kan er gebeuren als je meer geld uitgeeft dan dat je hebt ontvangen?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

§1.3 Je inkomsten en uitgaven

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • Je kunt een begroting van je inkomsten en uitgaven maken.
  • Je weet welke soorten inkomens er zijn.
  • Je weet welke soorten uitgaven er zijn.
  • Je kunt bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd.

Slide 7 - Tekstslide

Aantekeningen
Pak je schrift voor je en je pen.
Op een lege bladzijde schrijf je er boven §1.3 "Het maken van een begroting"

Schrijf zo duidelijk mogelijk 

Je gebruikt de aantekeningen voor het maken van je opdrachten

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Hoeveel weken zitten er in een maand?

Slide 10 - Open vraag

Hoeveel weken heeft een maand?

In een maand zitten NIET 4 weken (behalve februari)

Slide 11 - Tekstslide

Piet verdient €100 per week. Ik wil uitrekenen hoeveel Piet per maand verdient.
Waarom mag ik nu €100 niet x 4 doen voor het juiste antwoord?

Slide 12 - Open vraag

Een weeksalaris omrekenen naar een maandsalaris
Piet verdient €100 per week. Hoeveel verdient Piet per maand?

  • We rekenen dan eerst het jaarsalaris uit, omdat...
  • er in een jaar precies 52 weken zitten en ook precies 12 maanden
  • Weeksalaris => jaarsalaris => maandsalaris

  • Berekening: 
  • 100 x 52 = €5.200 (jaarsalaris)
  • €5.200 : 12 = €433,33 (maandsalaris)

Slide 13 - Tekstslide

Samen oefenen (1)
Hans verdient €350 per week. Hoeveel verdient Hans per maand?

  • Berekening: 
  • 350 x 52 = €18.200 (jaarsalaris)
  • €18.200 : 12 = €1.516,67 (maandsalaris)
Tip
Weeksalaris => jaarsalaris => maandsalaris

Slide 14 - Tekstslide

Samen oefenen (2)
Eva verdient €340 per maand. Hoeveel verdient Eva per week?

  • Berekening: 
  • €340 x 12 = €4.080 (jaarsalaris)
  • €4.080 : 52 = €78,46 (weeksalaris)
Tip
Kijk goed! Nu weet je het Maandsalaris.
Dus:
maandsalaris => jaarsalaris => weeksalaris

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Wat: maak opdracht 2 t/m 7  op blz. 18
Hoe: lees de leer tekst als je moeite hebt met een vraag!
Tijd: 15 minuten (stiltemoment) 
Resultaat: Samen bespreken
Klaar: Begin alvast met het huiswerk:
Opdracht 8, 9 en 10  op blz. 20
Herhalingsopdracht 14 t/m 17 op blz. 29 


timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk tijd
Huiswerk:
  • Opdracht 8, 9 op blz. 20
  • Herhalingsopdracht 14 t/m 17 op blz. 29 



timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Terugblik en afsluiting
  • Wat: Schrijf voor jezelf op wat je deze les hebt geleerd (2 min)
    Wissel je antwoorden uit met je buurman/vrouw. De docent wijst een aantal duo's aan die het klassikaal vertellen. 
  • Volgende les: §1.4 Wordt alles duurder?

Huiswerk:
  • Opdracht 8, 9 en 10 op blz. 21
  • Herhalingsopdracht 13 t/m 16 op blz. 29

Slide 19 - Tekstslide