Bi-3H-H9.1 en 9.2 Ongezond en Goed geregeld (Paulien)

Wat weet je nog van 8.3 en 8.4
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van 8.3 en 8.4

Slide 1 - Tekstslide

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 2 - Quizvraag

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 4 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 5 - Quizvraag


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 6 - Quizvraag

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 7 - Quizvraag


A
nr. 9 heet hartklep
B
nr. 9 heet slagaderklep
C
nr . 9 heet aderklep
D
geen enkele uitspraak is juist

Slide 8 - Quizvraag

Dankzij slagaderkleppen, stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers

Slide 9 - Quizvraag

Deze cellen/dit orgaan zorgen voor het juiste aantal hartslagen per minuut.
A
Sinusknoop
B
Hersenstam
C
Aorta
D
Rode bloedcellen

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist?
A
A heeft de laagste bloeddruk
B
B heeft de laagste bloeddruk
C
C heeft de laagste bloeddruk
D
B heeft de hoogste bloeddruk

Slide 11 - Quizvraag

4. Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Tekstslide

9.1 Ongezond

Slide 14 - Tekstslide

9.1 Leerdoelen
  • -Wat heeft invloed op je gezondheid?​
  • -Waarom gebruik je genotsmiddelen​
  • -Wat doen drugs met je hersenen?​
  • -Wat zijn de gevolgen van roken?​
  • -Welke gevolgen heeft alcohol?​
  • -Wat zijn de gevolgen van blowen?





Slide 15 - Tekstslide

9.1 Begrippenlijst
  • leefstijl-gezondheidszorg
  • lichamelijk/geestelijk/sociaal-afhankelijk​
  • verdovende/stimulerende/bewustzijnsveranderende-middelen-afkicken
  • Nicotine-koolstofmonooxide-teer-COPD-chronische bronchitis-longemfyseem-longkanker
  • comazuipern- binge-drinken -alcoholvergiftiging





Slide 16 - Tekstslide

Invloeden op je gezondheid
  1. Leefstijl
  2. Omgeving
  3. Gezondheidszorg

Slide 17 - Tekstslide

Genotmiddelen
Bijv. alcohol, sigaretten
          en drugs.
Verslavend:
- Lichamelijk afhankelijk
- Geestelijk afhankelijk
- Sociaal afhankelijk

Slide 18 - Tekstslide

Roken
Koolstofmonoxide 
Neemt in de rode bloedcel de plek in van zuurstof. Hierdoor kan er minder zuurstof vervoerd worden.

Teer is kankerverwekkend.
Het vormt een laagje aan de binnenkant van de longblaasjes

Nicotine heeft een sterk verslavend effect. Het vernauwt de bloedvaten

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Drugs
  • Verdovende middelen
    (hersenen werken trager)
  • Stimulerende middelen
    (hersenen werken sneller)
  • Bewustzijnsveranderende middelen
    (hersenen werken anders)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Video

9.1 (Huis)werk
9.1: M. opdr. 2, 5, 7, 8, 9, 11 , 14,
16, 17a, 20, 22, 25, 28
(9.1: Samenvatten blz. 203 M opdr. 1 en 2)

                                                                 5 min in stilte
                                                                 10 min in tweetallen

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

9.2 Leerdoelen
  • -Wat gebeurt er in je lichaam?​
  • -Hoe regel je je glucosegehalte in je bloed?​
  • -Wanneer heb je suikerziekte?​
  • -Wat doet je lever?​
  • -Wat doen je nieren?​
  • -*Hoe werken je nieren?





Slide 27 - Tekstslide

9.2 Begrippenlijst
-Uitscheidingsorganen

-hormonen(insuline, glucagon)-alvleesklier-glucose-glycogeen

-diabetes type 1 en type 2

-leverslagader-poortader-leverader-aminozuren-cholesterol-ureum-bilirubine-glycogeen-ijzer

-nieren-urine-blaas

-*nefronen-filtratie-voorurine-nierkanaaltje-resorptie-urine

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Poortader: brengt voedingsmiddelen​

Leverslagader: brengt zuurstof ​

Opbouwen en omzetten:​

Maakt van aminozuren weer eiwitten.​

Zet glucose om in vet en weer​

in cholesterol​

Breekt stoffen af:​

Giftige stoffen (alcohol, medicijnen)​

Breekt overtollig aminozuren af ​

(ureum)​

Afvoeren:​

Bilirubine (afval versleten rode bloedcellen) via gal (gal emulgeert vet)​

Slaat stoffen op:​

IJzer​ en glycogeen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

volgende filmpje is vwo stof blz. 80. Bekijk dit zelf.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide

9.1  en 9.2(Huis)werk
9.1: M. opdr. 2, 5, 7, 8, 9, 11 , 14,
16, 17a, 20, 22, 25, 28
(9.1: Samenvatten blz. 203 M opdr. 1 en 2)

9.2: M. opdr. 2,  3, 4, 5, 6, 7,  8, 12, 13 ,14, 16, 17, 18, 20, 21
(oefening voor jezelf voor de toets:Samenvatten blz. 203 opdr. 3 t/m 6) 

Slide 37 - Tekstslide

Welk cijfer geef jij deze online les?
A
3
B
5
C
7
D
9

Slide 38 - Quizvraag

Hoe ver ben jij met je huiswerk?
(ook nagekeken?)

Slide 39 - Open vraag