lijdend bedrijvend grammatica

BEDRIJVENDE EN LIJDENDE VORM 3.4


VWO 2


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

BEDRIJVENDE EN LIJDENDE VORM 3.4


VWO 2


Slide 1 - Tekstslide

Jara /laat/ de hond /uit.


Wat is het onderwerp? Jara

Jara doet iets-> ze laat de hond uit


Als het ONDERWERP de handeling verricht van het WG noem je de zin BEDRIJVEND of ACTIEF.


Slide 2 - Tekstslide

De hond/ wordt/ door Jara/ uitgelaten.

Het onderwerp ondergaat de handeling (het uitlaten).

Als het ONDERWERP de handeling ondergaat, noemen we de zin LIJDEND of PASSIEF.

Slide 3 - Tekstslide

Omzetten bedrijvend ->lijdend
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.

Slide 4 - Tekstslide

Let op!

Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.


Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.


De tijd  van de zin moet hetzelfde blijven!


Slide 5 - Tekstslide

oefenen...

De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.)


De computer is door de man gekocht. (v.t.t.)

Slide 6 - Tekstslide

De man zal de computer kopen. (o.t.t.)
De computer zal door de man gekocht worden. (o.t.t.)


De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.)
De computer zou door de man gekocht zijn. (v.v.t.)

Slide 7 - Tekstslide

Omzetten lijdend->bedrijvend
  • De doorbepaling wordt het onderwerp.
  • Het onderwerp wordt LV.
  • Haal uit het gezegde de vorm van 'worden' weg.


Slide 8 - Tekstslide

Inna ontvangt een prijs.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 9 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Inna ontvangt een prijs.

Slide 10 - Open vraag

Het jurkje wordt door Simone gekocht.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 11 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Het jurkje wordt door Simone gekocht.

Slide 12 - Open vraag

De man koopt een scheerapparaat.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 13 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
De man koopt een scheerapparaat.

Slide 14 - Open vraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

Slide 15 - Open vraag

Het dienstmeisje verschoont de lakens.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 16 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Slide 17 - Open vraag

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 18 - Quizvraag

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend

Slide 19 - Open vraag

Snap je hoe je de tijd van een zin kan bepalen?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Snap je hoe je een zin van bedrijvend naar lijdend kunt omzetten?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag