Ik kan rekenen met breuken (optellen en aftrekken).
Succescriteria
Ik weet hoe een breuk in elkaar zit.
Ik kan helen uit een breuk halen.
Ik kan een breuk vereenvoudigen.
Ik kan een breuk omzetten in een decimaal getal.
Ik kan breuken gelijknamig maken.
Ik kan breuken bij elkaar optellen.
Ik kan breuken van elkaar afhalen.